De schoenmaker Jan Gerrit Giegengak
Was een lustige klant, die z`n zaken had
Aan het hof van de koning der Moren.
Hij zat heel de dag voor zijn schoenmakerstent;
En keek naar de schoenen-rij schier zonder end
En stopte en lapte
En klopte en klapte,
Je kon hem in Bibaboelaja wel horen.
Zo eens in de week dan ging Giegengak Jan
Op zoek naar kapottene schoenen van
De dames en heren der Moren.
Maar, drommels, dat viel in de regel niet mee,
Hij moest door woestijnen tot vlak bij de zee.
Hij pruimde en kauwde
En zweette en sjouwde
Door zon den door zand, om naar lapwerk te horen.
Maar eens op een keer; `t was zomer en heet,
Liep Jan door het brandende zand, en het zweet
Droop tappelings-af langs z`n oren
Hij droeg op z`n rug een reusachtige zak,
waar`n stapeltje schoenen en laarzen in stak,
en dribbelde stug
met die zak op z`n rug.
Doch plots, voor hem uit, o, wat schrok onze Jan.
Daar renden twee kerels pardoes op hem a,
Twee glimmende pikzwarte Moren.
“Die moeten mij hebben,” dacht Jan…. “Of m`n zak”
En voort holde Jan Gerrit Giegengak
In de brandende zon
Zo hard als ie kon
Met een stofwolk van zand rond z`n oren.
Maar de zak was zo zwaar,
Jan kreeg pijn in z`n zij.
En die nikkers, die kwamen al dichterbij.
Hij meende hun schreeuwen te horen.
Daar zag ie twee palmen, en plots door z`n pet
Schoot een prachtig idee: “Hoera, `k ben gered!”
En snel sneed ie stuk
Met een trek en een ruk
De zak met schoenen der Moren.
Tussen die bomen in `t hart der woestijn,
Daar spande-ie de zak als een reuzengordijn
En wachtte op de aankomst der Morren.
Maar stiekempjes zette hij vlug naast elkaar
De schoenen, zo vlak aan de onderrand klaar.
En meesmuilend lachte-ie
En hartkloppend wachtte-ie:
Hij kon nu toch duid`lijk hun adem al horen.
Daar stonden de rovers, met hun zwarte gezicht
En schreeuwden…..maar langzaam werd opgelicht
Vlak voor hun flapperende oren,
Het gordijn…. En wat nou, daar in het gelid
Een rij mensenvoeten! Ze schrokken haast
Ze holden terug
Wel viermaal zo vlug
Door het land van de dappere Moren.
De schoenmaker Jan Gerrit Giegengak
Was een lustige kwant, die z`n zaken had
Aan het hof van de koning der Moren,
Hij zat weer gerust voor z`n schoenmakerstent
En keek naar een schoenenrij schier zonder end
En stopte en lapte
En klopte en klapte: Je kon het in Bibaboelaja weer horen!
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.