Home / Gedichten / De sneeuwmolen

De sneeuwmolen

Met dank aan Annie Schreuders Derks voor het insturen van de tekst

Er was er eens een vrouwtje
dat maar een dochter had
Een meisje van zes jaren
was al wat zij bezat

Zij woonden in een hutje
te midden van het woud
Zij zochten daar de bessen
en sprokkelden er hout.

Die bessen en die takken
verkocht zij in de stad
Daar kon zij brood voor kopen
voor hare lieve schat

Maar op een dag zij moede:
“Je moet alleen maar gaan
Ik ben zo ziek geworden
dat ik niet op kan staan.”

Ga jij alleen naar ‘t bos toe
en sprokkel daar wat hout
Dan kan het vuur weer branden
want o, ik ben zo koud.

En in het bos gekomen
keek zij terdege rond.
Maar hoe zij liep te zoeken
geen takje dat zij vond.

Het kind begon te huilen
dat ik ook heel niets vind
Maar plots hoorde zij zeggen:
“Wat scheelt er aan mijn kind?”

Het was een heel oud vrouwtje
dat meelij met haar had
“War scheelt er aan mijn liefje?
Vertel het mij maar schat.”

Met traantjes in de oogjes
zo klaagde zij haar nood
“Mijn moes is ziek geworden.
Wij hebben zelfs geen brood.”

“Zo, zo “ sprak toen het vrouwtje
“O, is het anders niet?
Droog jij maar vlug je traantjes
en heb maar geen verdriet.”

“Hier is een kleine molen”
sprak weer de oude vrouw
“Daar kun je meel uit malen
voor moeder en voor jou.

Je moet hem linksom draaien
zo lang als je maar wil
En druk je op dit knopje
dan staat de molen stil.

En draait de molen rechtsom
dan valt er sneeuw uit neer
Vertel je ‘t aan een ander
dan maalt hij nimmer meer.”

Weg was het oude vrouwtje
verheugd kwam het meisje thuis
En voortaan had haar moeder
ook altijd brood in huis.

Precies een jaartje later
toen stierf de kleine meid.
En ‘t arme arme vrouwtje
was nu haar kindje kwijt.

Zij weende vele dagen
wat was haar huisje leeg
Maar op een zekere morgen
zij toch weer honger kreeg.

Zij draaide aan de molen
met hare rechterhand
Maar… naar de linkerkant!

Een dikke koude sneeuwbui
kwam uit de molenpoort
En de kleine molen maalde
maar immer immer voort.

De vrouw verschrikt vlood henen
en keerde nimmer meer
De sneeuw bleef steeds maar vallen
al meer en meer en meer.

Nog altijd draait de molen
hij draait al haast een eeuw
En stapelt steeds maar bergen
van de allerwitste sneeuw.

En als de berg te hoog wordt
dan komt de noorden wind
En blaast de sneeuw in ‘t ronde
op mens en dier en kind.

Dan zeggen alle mensen:
“Wat sneeuwt het, wat een kou.”
Maar geen denkt aan de molen
of aan de arme vrouw.

meel molen

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten