Home / Gedichten / De vossenstaart

De vossenstaart


dominee predikant

In een kleine dorpsgemeente in de buurt van Spelonkie
kwam een piepjong domineetje in z’n eerste pastorie.

’t Was een sympathieke kerel, vol van vuur en temperament.
De gemeente had ’t getroffen. ’t Had ook andersom gekund!

Op een keer was dominee weer op huisbezoek gegaan
en kwam na een paar visites ook bij Willem Ikkes aan.

Ikkes was de nestor van Spelonkies kerkeraad,
ouderling sinds dertig jaren, tien jaar classis-deputaat,

secretaris van de zending, voorzitter der zuivelbond;
secretaris-penningmeester van een school die nog niet bestond,

in ’t bestuur van de RPF, in ’t Oranjecomité.
Heus, die Willem Ikkes was een geweldig heer van Candacé.

Dominee zat bij Ikkes binnen, die beweerde in ’t gesprek:
Dominee was in de gemeente, om zo te zeggen, erg in trek.

Maar het enige bezwaar was – Ikkes zelf vond ’t ook verkeerd –
dat de dominee in z’n preken nogal riek’lijk fantaseert.

Dan gaet ’t meestal boven ’t petje van de deursnee-Spelonkist
die, omdat ’t hem boven ’t hoofd gaet, ook de draed van ’t verdere mist.

En als dominee ’t of wou lere, koos ie eiers voor z’n geld?
Want nao kerktied werd de preke, bie de koffie, naeverteld.

Weet je wat, zei dominee: Ikkes, d’eerste beste keer
waarschuw jij mij door te kuchen als ik te veel fantaseer.

Goed zei Ikkes, ofgesproke als ’t te erg gaet kuch ik fiks.
Dominee weet dan: het mot minder, de gemeente merkt dan niks.

Ze kwam dan de zondagmorgen. Dominee preekte ongekend
over Simson, die driehonderd vossen ’t korenveld in zendt.

Twee aan twee met brandend fakkel, vastgebonden aan de staart.
En heel duidelijk wordt door dominee, dit aan ’t Spelonkdom verklaard.

Kijk, zo’n vossenstaart, zo zegt hij – en hij wijst met beider hand –
is zo lang [1 M]. Plots klinkt een kuchje van der ouderlingen kant.

Dat is waar ook, denkt de dominee. Hij gaat verder: Nu kan ’t zijn
dat die staarten korter waren. Neem bijvoorbeeld deze lijn. [60 cm]

Weer gekuch van Willem Ikkes. Dominee blijft ongestoord.
Hij gaat verder: nu is ’t mogelijk en ’t lijkt mij niet ongehoord,

dat de vossen, waarvan sprake in het boek der Richteren is,
hele korte staarten hadden, iets van zó. [30 cm] Maar is dat mis?

Weer gekuch van Willem Ikkes. Dominee wordt radeloos.
Weet die kerel het dan beter? Hij gaat verder, maar nu boos:

Wij zijn zéker bij de waarheid, ‘k geloof niet dat ik fantaseer
als ik zeg: ze waren zó groot. [10 cm] Weer gekuch, nog een keer.

En dan klinkt het van de kansel – van het transpireren nat –
man, dacht jij dan dat zo’n vos soms helemaal geen staart meer had?

Ikkes kleurt als kreeft op ’t kookpunt, daar hij plots zijn schuld gevoelt.
Hij zegt bijna huilend: Dominee zo heb ik het niet bedoeld!

Ik most kuchen… ja omdat ik… – en de goegemeente giert –
omdat mien tabaksprume deur mien keelgat was geslierd!

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten