Home / Gedichten / De vuile, vieze hond

De vuile, vieze hond

Met dank aan Hanneke Peters voor het insturen van de tekst

Toen Marietje laatst uit school kwam
Huppelend van dartelheid,
Zaten Pa en Ma te wachten
Op hun lieve, kleine meid.
En terwijl zij vrolijk speelde
Kwam zo’n grote, vreemde hond,
Die zij met haar handje streelde
Vrienden waren zij terstond.

En terwijl zij weer naar huis ging
Liep de hond vanzelvers mee,
Vader joeg hem gauw de deur uit
Toen hij op de vloer wat dee.
Door het schreien van Marietje
Mocht hij weer in huis terstond,
En terwijl de Vader gromde:
Wat heb ik aan zo’n vieze hond.

Klein Marietje was verdrietig
Als Paatje op haar hondje schold,
Maar de hond die kwispelstaartte
Deed alsof hem zulks niet gold.
Als andere kinderen zich verblijdden
En zij zich zo alleen bevond,
Wie was haar trouwe begeleider?
Die nare, vreemde, vieze hond.

Op een der koudste winterdagen
Werd de lieve kleine schat,
Bewusteloos naar huis gedragen
Geheel haar kleertjes waren nat.
Wie moeten wij die redding danken
Vroeg het ouderpaar terstond,
Zwijgend wezen toen de mensen
Op die natte, vieze hond.

Marietje kon niet meer genezen
Vaders lieveling ging dood,
Spoorloos was de hond verdwenen
Toen Marietjes leven vlood.
Toen zondags Pa en Ma gingen kijken
Naar het dierbaar plekje grond,
Waar Marietje lag begraven
Lag daar ook die vreemde, vieze hond.

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten