
Egelantieren roosken, roosken,
liever komt uw geur te mij,
als uw broeder, als uw zusters,
of ’t zij welker blom het zij;
g’ hebt een zuiver geluw hertjen,
en ge ’n duikt het niet, voorwaar,
g’ hebt vijf bleekroo’ blijde vlerkskes
en zulk schoon gefriezeld haar;
g’ hebt alle andere deugden, g’ hebt een,
alderliefste name, maar,
hij bediedt een fel gebekten,
stekelsafden tronk, nie’ waar?