De zwaluw was weergekomen,
En zat met de mus op de goot,
Zij spraken vertrouwelijk te samen,
Verhaalden hun kommer en nood.
De zwaluw vertelde wat angsten
Zij al had uitgestaan,
Wanneer zij, van de andre gescheiden,
Alleen over zee moest gaan.
En hoe zij steeds hoopte en verlangde,
In gene wilde natuur,
Om weer te mogen komen
Naar ’t nestje in de schuur.
De mus sprak van vorst en van ijzel,
En sneeuw zo schriklijk hoog,
Dat zelfs de schuwe merel
Aan ’t keukenvenster vloog.
En hoe zij soms van koude
Gemeend te sterven had,
En eenmaal, gepraamd door de honger,
Bijna in een vogelhuis zat!…
Zij huiverden bij het aanhoren
Van die wederzijdse nood,
En zaten een ogenblik zwijgend,
En peinzend op de goot.
‘O, beter nog te vluchten,’
Zei de zwaluw, ‘naar verre strand!’
‘Ach, liever nog te lijden,’
sprak de mus, ‘in ’t vaderland!’
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.