
Kijk
zij ligt daar zo kleintjes weggedoken
achter de hoge duinen
schuchter en lief
als een bedeesd kind in moeders armen
rustig en veilig
waar bewoners met haar zijn vergroeid
zich door de duinen beschermd weten
tegen het geweld van de heersende zee en
waar een blauwe lucht trilt
boven de weinige woningen
en voor Catharina’s aangezicht.
Haar naam roept zo’n wonderlijke ontroering op
de stilte wordt er slechts verstoord
door een paar dwaze auto’s
over de hobbelige zonbegloeide straat
haar torentje is zo aandoenlijk
en de stem van de zee
murmelt achter een vaste muur van zand.
Laat haar in ons midden blijven
zij is het kloppend hart en
het zout van onze aarde