Home / Gedichten / Heer Herfst

Heer Herfst

Dichter(es): Margot Vos (1891 – 1985)

Vrouwe zomer is heengevaren
over de blauwe zee:
wel honderdduizend vogeltjes
namen vrouwe Zomer mee.

Zag je haar henenreizen
tussen haar zangersvolk?
Zag je har hand nog wuiven
blank door een spreeuwenwolk?

Nu komt heer Herfst gereden
in snelle, woeste galop.
Een oliejas om de schouders
en een grote zuidwester op.

Waar is de goud-zijen mantel,
die hij andere jaren had?
Waar is de krans om zijn slapen
van roodbruin eikenblad?

Hij jaagt zo donker daarhenen:
een grimmige grauwe held
‘Heer herfst, wie heeft je verslagen,
ginds in het oktoberveld?’

‘Twee reuzen, slagregen en stormwind,
hebben mijn rijk overstroomd.
Zij hebben mijn hoven geplunderd,
ontbladert struik en geboomt’.

‘Zij hebben mijn feestkrans gestolen,
mijn gouden mantel verstopt.
Ik heb bij de zon en de sterren
vergeefs om hulp geklopt.’

In oliejas en zuidwester
rijdt hij verbijsterd door ’t woud,
en zoekt in de ontbladerde lanen
vergeefs naar zijn mantel van goud.



Uit: Rozemarijn

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten