Home / Gedichten / Het spiegelglas (deel 1)
1127

Het spiegelglas (deel 1)

Met dank aan Nijs Bastijns voor het insturen van de tekst

Er leefde eens heel lang geleden
een boertje werkzaam en tevreden,
aan weelde was hij niet gewend,
een spiegel had hij nooit gekend.

En eens toen hij aan het spitten was
vond hij een stukje spiegelglas.
Hij nam’t in zijn vereelte hand
’t zat onder’t vuil en onder’t zand.

Hij veegde’t aan zijn broekspijp af
en keek er in, en stond toen paf.
Mijn vader zei hij, sapperloot,
die is al vele jaren dood.

Mijn vader, och die goeie man,
hij is het en hij kijkt me an .
Hoofdschuddend stak hij ’t in z’n zak,
en bekeek het thuis op zijn gemak.

En hij begon te overleggen,
wat zijn vrouw ervan zou zeggen.
Ze was wat bazig zijn Katrien
en zou er wel om lachen misschien.

En omdat hij daar zo bang voor was,
verborg hij ’t onder zijn matras.
Maar telkens ging hij er weer heen.
‘Mijn vader,’ zei hij dan tevreên.

Dat wekte argwaan bij z’n vrouw
die het hare er van weten wou,
en zodra hij weer de deur uit was,
zocht en vond zij ’t spiegelglas.

Wat moet hij daarmee, peinsde zij,
er moet iets niet in orde zijn!
Zij wantrouwde zo haar goede Hein,
dat ze ’t omkeerde en keek,
doch raakte toen geheel van streek.

Daar heb je ’t nou, ik dacht het wel,
er is een andere vrouw in ’t spel.
Mijn man, hij heeft geen hart in ’t lijf,
waarom houdt hij van zo’n lelijk wijf?

spiegel lucht pexels



Lees ook het vervolg op dit gedicht: Het spiegelglas, deel 2.

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten