Home / Gedichten / Het vaderhuis

Het vaderhuis

(Karel Van De Woestijne 1878-1929)
Met dank aan Ingrid Ouwerkerk voor het insturen van de tekst

O gij, die kommrend sterven moet, en vader waart
En mij liet leven, en me teder leerde leven
Met uw zacht preken, en uw strelend hande-beven
En, toen ge stierf, wat late zon op uwen baard.

Ik die thans ben als een die in den avond vaart
En moe de riemen rusten laat, alleen gedreven
Door zoele zomer-winden in de lage reven
En die soms avond-zoete water-bloemen gaert.

En zingt soms, onverschillig, en zijn zangen glijden,
Wijd-suizend over ’t natte water, en de weiden,
Zijn luisterend, als naar eigen adem, naar zijn lied.

Zoo vaart mijn leve in vrede en waan van dood begeren
Tot, wijlend in de spiegel-rust van dieper meren
Neigend, mijn aangezicht uw aangezicht ziet.

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten