’t Is goe, ’t is goe
Vraag niet o kind, waarom en hoe
Die weemoed over uw vreugde vlot
Men moet in ieder groot genot
Een plekske schaduw lezen
Daar moet aan iedere bloem een traan
Aan iedere zon een ondergaan
Aan iedere dag een avond wezen
’t Is goe, ’t is goe
Dat, na ’t verzengend zon-geloe
De witte vree van ’t maangelaat
Over de moede wezens gaat
Van die geen zon verdragen
En dat van deernis nu en dan
De loden lucht nog schreien kan
Voor hen die nimmer klagen
’t Is goe, ’t is goe
Dat achter ’t alledaags gedoe
Van grote strijd en klein bestaan
De mensen naar hun sponde gaan
Die goede oud bekende
Daar tussen waak en sluimer in
Vindt menige goedheid haar begin
En menige smart haar einde
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.