Hoe heerlijk goed is ’t een klein kind te wezen,
Klein voor de eenheid van het groot heelal,
De pracht, die nooit dit hart bereiken zal,
Waarnaar wie groter ware’ een wereld wezen.
0! in een kinderziel wijsheid te wegen,
Die ’t wisslend leven al zijn kindren geeft,
Als elk maar weent en lacht – waarachtig leeft,
Zó kind bij mensen is een rijke zegen!
Ik voel geen lastig lijf: – mijn ziel alleen
Buigt zich en luistert naar wat is geleden,
Een diepe rust ligt toovrend om mij heen
Naar ’t oord, dat door geen mens nog werd betreden.
De warme zon bloeit voor mijn stille voeten,
Mijn ogen lachen zacht, haar stil te groeten.
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.