
Onlangs kwam ik mijn jeugdvriend Pieter tegen
Met aan zijn arm een slanke jonge vrouw
Heur haar was blond, haar ogen hemelsblauw
Ze had veel moois van de natuur gekregen
Hij stelde haar geestdriftig aan me voor
Gunilla Elfstrøm bleek het kind te heten
En ik zei “hoe plezierig dat te weten
Mijn naam is Jacob, zeg maar Koosje hoor”
Omdat ze Scandinavisch over kwam
Vroeg ik mijn oude vriend “zeg Pieter, Zweedse?”
En Pieter zei “welnee dat valt wel mee,
daarover heb ik Goddank niets te klagen,
Ze voelt alleen iets vochtig en wat klam
Als ze gehockeyd heeft op warme dagen.”