
Ik stond in de parkeergarage
en zette mijn boodschappen in de auto
Aan de overkant deed een vrouw hetzelfde
We keken elkaar aan en knikten.
“Goedemorgen”
“Goedemorgen”
Het galmde door de parkeergarage
en we lachten alle twee.
“Fijne dag”.
Mijn glimlach zat nog lang achter het mondkapje gekleefd!