Home / Gedichten / Kuschje

Kuschje

(Jacobus Bellamy 1757 - 1786)
Met dank aan Jeanne Albers voor het insturen van de tekst

Waarom ik, mijn zoete Fillis,
liever uwen schoonen mond,
Dan uw zagte wangen kussche,
steunt op eenen goeden grond.
Ja, uw kaakjes zijn beminlijk,
wellustkweekend, zagt en schoon;
Maar, uw mondje, liefste Fillis,
strekt den kuschjes tot een troon!

Wen ik, op uw’ gladden boezem,
mij, vol liefde, nederbuig,
En, op uwe poesle kaakjes,
purperroode roosjes zuig;
Dan gevoel ik wel den invloed
van mijn streelend mingeluk;
Maar! veel zoeter zijn de kuschjes;
die ik op uw lipjes druk.

En wilt gij de reden weeten
Fillis, van dit meerder zoet?
’t Is, om dat de min mijn lippen
slegts door kuschjes spreeken doet.
Wen u dan mijn mond wil kusschen,
en gij maar uw kaakjes bied,
Spreek ik – doch ik krijg geen antwoord,
want uw kaakjes spreken niet
want uw kaakjes spreeken niet!

Maar! wanneer mijn mond, o Fillis!
op uw lieve lipjes kleeft,
Voel ik, dat uw zuigend mondje
mij het tederst antwoord geeft! –
Zou ik dan, mijn dierbaar meisje,
zonder antwoord heenen gaan?…
Neen! wanneer ik u wil kusschen,
biedt mij dan uw lipjes aan!

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten