
De haargroei van een man stemt na tot denken
Bij zijn geboorte is -ie meestal glad
Da’s makkelijk voor in het babybad
De kraamhulp kan hem zo geen haartje krenken
Maar na een tijdje groeit er toch wel wat
Op ’t schedeldak en brauwen om te wenken
De oksels gaan rond dertien schaduw schenken
Tot slot de baard dan heb je ’t wel gehad
Doch na verloop van jaren komt de ommekeer
Het hoofd vertoont als eerste dunne plekken
En kaalslag gaat in ’t kruis verwoed tekeer
Maar plaatsen waar ’t niet moet, daar schieten stekken
“De neus en oren doen?” vraagt de coiffeuse
Behendig zoeft ze rond met haar tondeuse