Home / Gedichten / Mijn Trammetje

Mijn Trammetje

Dichter(es): Melis Stoke
Met dank aan Jeanne Albers voor het insturen van de tekst

Als ik in vroeger tijd op ouderwetsche wijze
vanuit mijn goed Den Haag naar Amsterdam moest reizen,
dan kwam mij zulk een tocht een lange reize voor.
Ik moest mijn uur van gaan en aankomst overwegen,
en placht eerst conscientieus het spoorboek raad te plegen,
en wachtte voor de zekerheid een poos aan ’t spoor.
Wat gaf het een gedoe en wat een ergernissen,
wanneer men, door een uitgekozen trein te missen,
weer tijden wachten moest voor men zijn treintje had.
De boel liep in de war, de man die men wou spreken
was weg uit zijn kantoor. Er was een kans verkeken
op het programma van bezoeken in de stad.
Men trooste aan ’t station dat over ’n uur een tweede,
en ook zeer snelle trein beslist kwam voorgereden,
maar onderwijl was ik verschrikkelijk gedupeerd.
Wàt heb ik, in dien tijd, ontstemd en ongeduldig,
gedacht: dit spoorverkeer is allerminst veelvuldig,
en aldus langs ’t perron wat heen en weer gebeerd.
En thans… och beste man… Het mag geen treinreis heeten,
ik heb mijn spoorgids al een jaar of wat vergeten,
het is geen tocht zelfs van Den Haag naar Amsterdam.
‘k Ga op de bonnefooi ’t station in, en ik hoor ‘es
wanneer een trein vertrekt, of dat hij al reeds voor is.
En ik beschouw het als een ritje met de tram.
Men ziet geen menschen meer, met kranten en met boeken,
naar ’t beste plaatsje en het mooiste hoekje zoeken.
Want elke plaats is goed en men is zoo in stad.
Er is bij het vertrek geen haast of consternatie
en ’t reisje geeft niet eens den tijd tot conversatie
om alles wat er heeft gestaan in ’t ochtendblad.

Zoo heb ik dezen trein in tramweg zien verkeeren.
De menschen gaan maar zoo eens even heen en weer, en
wanneer men komt dan is er dadelijk een trein.
Geen afspraak gaat er meer door een verzuim verloren
en wie in deze tram nog spreken durft van sporen
die moet wel onbekend met lange reizen zijn.
De klanten van de tram, die dagelijks reizen moeten,
hoort men elkander met een enkel woord begroeten,
de gansche sfeer verraadt een zekere huiselijkheid,
die niets meer heeft van samen in een spoortrein reizen,
maar analoog is aan de doodgewone wijze
waarop men in dezelfde tram de stad door rijdt…
Twee steden zijn aldus elkander na gekomen.
Waar men in vroegeren tijd het spoorboek heeft genomen
ter voorbereiding van interlocaal vervoer,
daar stapt men nu maar in en zit met dien of deze,
men heeft zelfs nauwelijks tijd een krantje uit te lezen
en net genoeg voor “goeien morgen” of “bonjour”.
Ik zou na alle lang geleden ergernissen
mijn trouwe trammetje thans niet meer kunnen missen.
Het suist me even over vóór ik het goed weet.
En ’t kan het na hetgeen ‘k door scha’ en schond’ moest leeren
naast die herinnering zelfs dubbel apprecieeren
als uitkomst na een tijd van niet vergeten leed.
Al is dan ook ’t cachet van ’t werkelijke sporen
in een modernen trein als deze, gansch verloren,
de winst ligt in de weelde van dit huiselijk verkeer.
En wat we aan de romantiek van ’t reizen boeten,
komt ’t woord van dezen tijd driedubbel ons verzoeten
dat ‘k in mijn tram vaak denk: “er is geen afstand meer…”

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten