1.
Mijn vader gaf my enen man,
Van ouden was hem sijn baert soe grijs,
Der mynnen spel hij niet en can,
Sijn lijf es couder dan een yes.
Wanneer hij rust,
Soe crighic lust
Te ligghen al in den aermen sijn –
Meshouwet soe is den name mijn!
Maer als hy sclapen compt met my,
Dan duuct hy onder, hij doet my sere,
Ende hy crupt achter, dat dunct my vrij,
Als ic vrintscap aen hem begere.
Hy es soe stedich,
Altoes leyt hij ledich,
Ende ic soude soe gerne vrolich sijn –
Meshouwet soe es den name mijn!
Dan leyt hy en ronct allen den nacht
Ende altoes sclaept hi, den ouden catijf,
Als die myns niet seere en acht,
Gheen tijt en compt hem vreucht int lijf,
Ende maect hem siec,
Den ouden griec,
Hij ronct als waert een everswijn –
Meshouwet soe es den name mijn!
Waer hy my seyt, hy en betrut my niet
Hy doet mich wachten nacht ende dach,
Dus liit mijn hertte groet verdriet;
Maer dat ic noch myn gheliden mach
En cannic niet verdraghen:
Dat siin grote sclaghe,
Die hy mi gheeft, den ouden katijf –
Meshouwet soe es den name mijn!
Noch en achtich dat niet een slee,
Mochtich ligghen al in den aermen naect,
Allen nacht een oerken of twee
Van mynen lieve, dat naer my wacht.
Ic en cans niet heelen:
Ic soude soe gerne spelen
Met sijnder flouten, sy es soe fijn –
Meshouwet soe es den name mijn!
Vertaling
Mijn vader gaf mij een man.
Van ouderdom is zijn baard zo grijs,
Het liefdesspel dat kan hij niet,
Zijn lijf is kouder dan ijs.
Wanneer hij rust,
Dan krijg ik lust
In een liefdesfestijn –
Met mijn man kan ik niet gelukkig zijn!
Maar als hij bij mij komt slapen,
Dan ploft hij neer en doet mij zeer,
En hij kruipt weg telkens weer
Als ik met hem wil vrijen.
Hij is zo saai.
Altijd is hij moe en bot,
En ik verlang hartstochtelijk naar genot –
Met mijn man kan ik niet gelukkig zijn!
Dan ligt hij heel de nacht te snurken
En slaapt aan een stuk, die oude smiecht,
Alsof ik niet voor hem besta,
Nooit geraakt hij opgewonden,
Of voelt hij liefdeskoorts,
Die oude knar;
Hij snurkt als een everzwijn –
Met mijn man kan ik niet gelukkig zijn!
Hij vertrouwt mij voor geen zier
En houdt mij dag en nacht in het vizier,
Dus lijdt mijn hart groot verdriet;
Maar dat ik niet mezelf mag zijn
Dat kan ik niet verdragen,
Noch zijn harde slagen
Die hij mij geeft, dat oud zwijn –
Met mijn man kan ik niet gelukkig zijn!
Dat alles zou ik graag verduren,
Als ik elke nacht enkele uren,
Naakt in de armen mocht liggen,
Van mijn liefste die op mij wacht,
Ik kan het niet verhelen:
Ik zou zo graag spelen
Met zijn fluit, die is zo fijn –
Met mijn man kan ik niet gelukkig zijn!
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.