
Eerste versie
Ik heb u lief mizerie-mensen,
Die geen genoden werd
Van ’s levens blijde festijn.
Die te onverschillig zijt om iemand kwaad te wensen,
Te bitter om nog goed te zijn.
Ge zijt een Godslamp van de kerke,
In wier karmijnen hert
Wat olie wordt gedaan.
Te luttel, om in vlammen op te vlerken,
Te veel, om er van dood te gaan.
Tweede versie
Ik heb u lief m’n schamele armen,
Ik weet u schijnbaar blij
Tussen de mensen gaan.
Te fier, om gierge gunst van menselijk erbarmen,
Te zwak, om heel alleen te staan.
Toch zal uw trots me nooit bezeren,
Mij, die van te dichtbij
Uw bleke wezens ken.
Mij, die uit iedere dag, uit ieder uur moet leren,
Dat ik er een van de uwen ben.