Het vergulde wiegje van een prinsje,
Een schamel bedje in een krot,
Schreiend kontrast alleen van buiten,
De inhoud, een geschenk van God.
Want of dat pasgeboren kindje,
Ook slaapt op dons en rose satijn,
Of dat het spreitje van zijn bedje,
Een lappen dekentje zal zijn.
Dat zal ’t kindje niet meer weten,
Als het eenmaal volwassen is,
Wel, of het liefde heeft gekregen,
Of, dat het liefde heeft gemist.
De luxe die ’t kindje moet ontberen,
Die enkel maar de moeder smart,
Het stempelt niet zijn kinderleven,
Wel van dat minnend moederhart.
Die liefde kan men niet vervangen,
Door roosjes, franjes of satijn,
Of moeders arm, dat kindje wiegde,
Dat zal alleen belangrijk zijn.
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.