
Het bos staat in een vrieskist
De ijzige zuurstof der nacht bedekt als adem op spiegel de versteende natuur
Planten en gras lijken bestrooid met zilverglitter
De kou vormt een witgrijze stolp over de verschrompelde rozen
Warm van binnen word ik in dit winters stilleven
In mijn hart groeien lentebloemen
De zon gaat fel schijnen in mijn hoofd
Deze ijzingwekkende schoonheid doet alles in mij opbloeien
Drie wilde reeën rennen door de lijst het levende schilderij binnen
Mijn dankbare blikt volgt de dieren totdat het trio de ijskunst heeft verlaten
Ik wandel verder door de finesse van de Zevende Dag
Het moet winter zijn geweest toen God de aarde schiep…