Home / Gedichten / Opoe

Opoe


Opoe had d’r hele leven,
Voor d’r kinderen gesjouwd.
Al d’r jongens en d’r meisjes,
Waren na elkaar getrouwd.
Toen is opoe in gaan wonen,
Bij d’r jongste lieveling.
En daar wachtte ze geduldig,
Tot ze naar ’t kerkhof ging.

In ’t begin was opoe alles,
Ieder was haar aangenaam,
’t Warme hoekje naast de kachel,
’t Mooiste plaatsje voor ’t raam.
Maar toen opoe’s spaarbankboekje,
Helemaal was afgezet,
En toen opoe lam ging worden,
Moest ze ’s middags vroeg naar bed.

Eerst moest opoe naar de keuken,
Had d’r lieveling gezeid.
Toen moest opoe naar de zolder,
In de bedstee van de meid.
Maanden lag ze daar te suffen.
Niemand had meer medelij.
Tot de kleine meid kwam zeggen,
Dat d’r opoe niks meer zei.

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten