Home / Gedichten / Paard

Paard

(Schoolmeester 1808-1858)
Met dank aan Jeanne Albers voor het insturen van de tekst

Zoo lang als een paard zoo mooi galoppeert
Wordt hy nu en dan op een harddravery getracteert,
En licht met een gouden zwiep, of een paar nieuwe sporen vereerd.
En op kermis eens in ’t paardenspel geïnviteerd,
Waar hy zijn eigen evenwel minder dan u amuseert;
Of je neemt hem ’s Zondags in den arrensleê
Of in ’t speelwagentjen met de famielje meê.
‘Bles heeft door de week zoo braaf gewerkt,
‘Dat hy nu ook vry af krijgt;’ doch zonder dat hy ’t merkt.
Als ’t echter, helaas! uit is met draven en hollen,
Dan loopt Bles al gaauw mank onder de knollen;
De kolonel van de platte schuttery
Klimt er met zijn handen en voeten allebei
Op parade nog wel eens over, doch hy valt doorgaans op zij.
Maar kan blind Blesjen volstrekt niet meer loopen,
Dan komt hem de Minister van Marine voor de trekschuit koopen,
En dan zelfs laat hy in de vliet
De schuit met Kaptein nog vaak in ’t verschiet,
Vooral als de lijn breekt, zonder dat hy ’t ziet,
En er dus, tot den passagier zijn verdriet,
Een non sequitor ‘volgt’ in ’t riet,
Zijn Excellentie weet natuurlijk niet,
Wat er in een schip, dat ‘van den wal’ is, geschiedt.
Ligt Bles eindelijk finaal op de baar
Dan nog komt zijn paardenhaar
U te pas,
In uw paardenharen matras,
En, dineer je by een <_a_ style=

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten