
Een ware schrijver leidt doorgaans en eenzaam leven
Altijd gekluisterd aan de pen of de PC
Moet alles zelf doen want geen mens denkt met hem mee
Bij elke dag steeds weer opnieuw naar kunst te streven
Vooral de dichter wordt het niet cadeau gegeven
Al bruist zijn geest vaak als een tomeloze zee
’t Loopt meestal uit op wat gerie-ra-rijmedee
Wat er als neerslag op zijn blaadje staat geschreven
Zolang hij leeft leest er geen hond zijn rijmverhalen
Pas als hij dood is gloort erkenning in ’t verschiet
Zijn naam en grafschrift staan gebeiteld in graniet
Met gouden letters die onsterf’lijkheid uitstralen
Maar stopt het nageslacht het grafrecht te betalen
Wordt hij geruimd en zelfs zijn knoken gaan teniet