‘Ach! Hoe werd ik veracht
By Grooten en by Leeken,
Te recht doe ik mijn klacht,
T’onrecht werd ik versteeken;
Men plant my hier of daar
In hoecken niet zeer kuis,
Als of ik niet en waar
Noodzakelijk in ’t huis.
Ik ben zeer goet nochtans,
Men kan my ook niet missen
‘Zy vrouwen ofte mans,
Sy kakken en sy pissen.
Geen Koninck, Prins noch Heer,
Geen Paus noch Kardinaal,
En wat van dien is meer,
Sy kakken altemaal.
De Meisjes teer en zwak,
Sy dienen niet vergeten,
Sy krijgen mee al kak,
Sy kunnen ’t niet uitzweeten.
Tot my vlucht iedereen,
Beladen met dees Maers,
Als sy maar voelt de ween
Des zwangeren Aers.
’t Helpt geen Ambassadeurs
In uwe plaats te zenden,
Maayken moet zelfs de keurs,
En Jan de broek afbenden.
Maar die wil metter spoed
Verlost zyn daar ’t hem pakt,
Die buige met ootmoet,
Drukt hy, ik weet hy kakt.
Die niet kakt by gebrek,
Is ’t niet och arm, och lacy,
Moet hy niet naar d’Apteek
En halen een Purgacy?
Bedenkt dit nu wel aan,
Weest niet meer zo confuys,
Maar stelt my nu voortaan
In ’t beste van uw huys.’
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.