
Er staat een Conifeer in onze tuin
Uit zaad ontkiemd en groeiend zonder zorgen
Jaar in jaar uit, van d’ ochtend tot de morgen
Op fiere stam, geen centimeter schuin
Er staat een Conifeer in onze tuin
Ooit aangewaaid, een eigen plek verworven
In zwarte aarde, nooit door gif bedorven
Goed negen meter hoog van grond tot kruin
Er stond een Conifeer in onze tuin
Na zes en twintig jaar is hij gestorven
Zijn groene kwasten schrompelden tot bruin
De reden van zijn kwijnen bleef verborgen
Nog even zal hij licht en warmte geven
als haardvuur in een kort maar vlammend leven