Ik kan geen doel vinden voor ’t leven, vandaag.
Hoe moeilijk toch ik de last der dagen draag.
Mijn dagen zijn hoogten en vlakten van lust
En verveling, maar alles zo onbewust.
’n Roman lezen? Neen, dat gaat helemaal niet;
Ik kijk liever door m’n venster: daktilo’s,
Naaisters gaan voorbij, zingend rollen auto’s,
De tram dat ’s net ’n motorboot, die ’t water klieft.
Even sta ‘k, wijl ik ’n sigaret aansteken moet,
Als Mefistofeles, in ’n korte, gele gloed;
Schaduw en licht spelen langs m’n aangezicht.
Verveling komt mij voor de zwaarste levensplicht.
Ik staar en denk bij de wolkjes: In ene gracht
Verdronk Ophelia; m’n lief ging door ’n mistige nacht
Van mij; Berenice, Beatrix, vele mooie vrouwen
Zullen zich in dees sigarettenrook voor mij ontvouwen.
Uit m’n sigaret stijgt Salome, en ook
Haar sluiers zijn geweven uit m’n ronde rook.
Ik zelf voel me als de Tetrarch Herodes, die scherp toeziet
En bij ’t sterven van de doem-dans, de dood des Dopers gebiedt.
Zo stijgen uit m’n rook die leenge, lauwe lijven,
Om in ’n doezelende dans verveling te verdrijven.
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.