Komt, vrienden, blijft eens even bij mij staan
En wilt dan eens aanhoren,
Hoe of men hier nu weer zo ver kon gaan
Een jongen te vermoorden.
’t Was om eens anders geld te doen,
Dat men dees vreeslijke moord dorst te doen,
Door de ijver van ons politiemacht
Zijn de daders van dees daad al opgebracht.
Reeds lang geleden lag het in hun plan
Dees lage daad te volbrengen,
Doch nimmer was de gelegenheid zo schoon,
Om ’t jeugdig bloed te plengen.
Des morgens van die treurige dag,
Was hij reeds eenmaal in hun macht,
De moed ontbrak hen om hun slag te slaan,
En daarom lieten zij den jongling weer gaan.
Men vroeg hem om een uur terug te zijn,
Wat hij dan ook volbrachte,
Nauw was hij binnen of men greep hem aan,
Hij moest zwichten voor hun krachten.
Zij wierpen hem op de grond terneer,
En hoe is ’t mogelijk, o Heer,
De keel werd hem nu door hen ingedrukt,
En de arme jongen in een kelder neergerukt.
De moordenaars namen nu bezit van het geld,
Wat de jongen ’s morgens haalde,
En dachten na hun daad van ruw geweld,
Dat er geen haan naar kraaide.
Zij wierpen ’t lijk toen in een sloot,
Als vond de jongen daar zijn dood,
Zij waren echter nog niet slim genoeg,
Want de politie haalde ze dra uit de kroeg.
Zij krijgen thans hun verdiende loon,
En dat met goede reden,
Maar daarmee geeft, helaas, men niet de zoon
Aan de bedroefde ouders weder.
Dees wenden zich thans in hun lot,
Om troost nu bij den goeden God,
En bidden voor het heil van hunnen zoon,
Die thans reeds is verschenen voor Zijn troon.
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.