
Hoe zalig om een kind te zijn; het kan onbevangen spreken.
Het kan doen en laten wat het wil; het hoeft geen woord te breken.
Want kinderen zijn gelijk een dwaas; zekunnen alles zeggen.
Ik zou willen, was ik weer een kind of kon ik maar zo leven.
Geen geld of goed bezat ik dan; ik zou alles willen geven.
Maar leef je met de eenvoud van een kind, men vindt je onvolwassen.
Ik zou willen toch dat kind te zijn; het zou mij het beste passen.