Zwanedons, duivedons, dons van de meeuwen:
zie het eens sneeuwen, eens sneeuwen eens sneeuwen
Bove in de wolken, wat scheren, wat leven!
Daar zit de sneeuwwitte wever te weven.
Wild door elkander, in wentlend krioelen,
werpt hij miljarden witzilveren spoelen.
Wentel maar, kentel maar; schiet snel en raak,
dat ik in een nacht een meesterwerk maak!
Duizel maar, horizont, draai om uzelven!
Ik weef een witte droom in de gewelven;
ik weef een bruidssluier, blinken van de sterren:
hoor ge de bruidegom niet roepen van verre.
Achter de ijsbergen: Haast u, getrouwe,
drijf nog maar rapper uw dolle getouwen!
Zwanedons, duivedons, dons van de meeuwen:
laat het toch sneeuwen, toch sneeuwen, toch sneeuwen.
Hoe lang de sluier wordt, wie zal het weten?
Mijlen bij mijlen: hij is niet te meten.
Golvend en vlottend in glanzende banen,
vonkend van sterren als lichte bruidstranen,
vloeit z aan de gronden, zo schoon en voldragen,
of daar een godskleed on daard werd geslagen.
Doodstil de dag door de bogen komt zweven
Waar is de sneeuwwitte wever gebleven?
Uit: De Windharp
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.