Jaren 1945-1950 – Hoofdstuk 8 – ‘Foute’ Nederlanders



‘Foute’ Nederlanders. De zuivering!

Oppakken landverraders

Na de oorlog werden ‘foute’ Nederlanders – zij die vanwege hun pro-Duitse opvattingen een bedreiging vormden voor de geallieerde oorlogsinspanning – op last van het Militair Gezag gearresteerd en geïnterneerd. Het werd verboden om vrouwen en kinderen in bewaring te nemen, tenzij individuele daden daartoe aanleiding gaven. Als een kostwinner werd gearresteerd kon zijn gezin een beroep doen op ondersteuning. Als zowel de vader als de moeder gearresteerd waren, werd voorzien in opvang voor de kinderen. Anderen werden na een rechtszaak veroordeeld, bijvoorbeeld de drie van Breda. Weer anderen bleken onterecht te zijn gearresteerd, en werden na soms lange periodes van voorarrest vrijgesproken.

Ongeveer 120.000 ‘foute’ Nederlanders worden gevangen gezet. Hun berechting duurt enkele jaren. Tenslotte worden 34 Nederlanders geëxecuteerd, onder wie NSB-leider Mussert. Met de bevrijding van Nederland diende zich het probleem aan wat er zou moeten gebeuren met hen, die onder landverraders werden geschaard. Op grote schaal werd iedereen, die verdacht werd de bezetter behulpzaam te zijn geweest, opgepakt en in afwachting van berechting geïnterneerd. Deze ‘politiek delinquenten’ werden ondergebracht in geïmproviseerde kampen, die verspreid over Nederland speciaal voor dit doel waren ingericht of die een voortzetting waren van tijdens de bezetting bestaande kampen en gevangenissen, zoals Westerbork, Vught en Scheveningen. Het Interneringskamp Westerbork was één van de meest bijzondere kampen. Op het moment dat de eerste ‘foute’ personen het kamp betraden, werd Westerbork nog door ongeveer 850 bevrijde Joden bevolkt. Een aanzienlijk deel van hen, die jaren hadden moeten leven met de constante spanning van een mogelijk transport naar het Oosten, werd in die eerste bevrijdingsmaanden ingezet bij de bewaking van de geïnterneerden.

In de zomer van 1945 was de toestand in het Interneringskamp Westerbork chaotisch. Naast de Joden waren er de bewakers van de Binnenlandse Strijdkrachten, het voormalige verzet, en een aantal vertegenwoordigers van het Militair Gezag (MG) die elkaar de macht betwistten. Slechte leefomstandigheden en psychische en lichamelijke misstanden waren aan de orde van de dag. Op 1 december 1948 werd het interneringskamp gesloten. Een groot deel van de gevangenen was in de voorgaande periode al vrijgelaten.

Afvoer 'foute' Nederlanders Schagen 1945

Geïnterneerden Harskamp

Moffenmeid kaalgeschoren

Op de Veluwe, op het terrein van het militaire schietterrein “De Harskamp”, werd in mei 1945 een kamp ingericht, waar meer dan vierduizend Nederlanders die bij verschillende onderdelen van de SS hadden gediend, onder erbarmelijke omstandigheden werden samengepakt. Veel politieke delinquenten zijn in deze periode doelbewust omgebracht, zoals de honderd krijgsgevangen Nederlandse SS’ers die onbeschermd de mijnenvelden in Brabant werden ingejaagd. Het merendeel van de geïnterneerden was alleen maar lid geweest van de NSB. Ongeacht leeftijd of geslacht werden de ‘foute’ Nederlanders soms als beesten behandeld. De zogeheten ‘zuivering’ werd een chaos. In hoog tempo werden grote aantallen mensen van huis gehaald en opgesloten. Mishandelingen kwamen herhaaldelijk voor. ‘Landverraders’ werden op straat door menigtes vernederd.

Er werden ook veel onschuldige opgepakt. Bovendien keerde het op wraak beluste deel van het volk zich tegen ‘moffenmeiden’, vrouwen die volgens dat volk seksuele relaties met Duitse militairen hadden onderhouden. De vrouwen werden te kijk gezet met bordjes met vernederende opschriften, kaalgeknipt, met menie besmeurt, enzovoort.

Deze hele ontwikkeling, met massale arrestaties, mishandelingen, vernedering van een machteloze groep en het weer in gebruik nemen van concentratiekampen, weliswaar met een ander doel, deed menigeen denken aan de naziemethoden. Met herstel van de rechtsstaat had het in ieder geval niets te maken. Het Militaire Gezag wilde of kon niet tegen de wantoestanden optreden. Veel kamparchieven werden al snel vernietigd en veel sterfgevallen gingen de boeken in als ‘natuurlijke dood’ Vijf jaar na de bevrijding zijn er bijna 140.000 mensen na hun voorarrest vrijgelaten en zijn er 66.000 veroordeeld. Geschat wordt dat zo’n 15.000 tot 20.000 mensen tijdelijk hun Nederlanderschap hebben verloren.

Afrikaanderplein Rotterdam mei 1945

In februari 1947 wordt Ans van Dijk door het Bijzonder Gerechtshof ter dood veroordeeld. In de bezettingsjaren heeft zij meer dan honderd, voornamelijk joodse onderduikers, verraden. Ans was zelf ook joods. Na haar arrestatie in 1943 verklaart zij zich bereid om voor de Duitse Sicherheitsdienst te gaan werken. Joden die elkaar verraden, mooier kan het haast niet voor de Duitsers. Ze doet zich voor als illegaal werkster die kan zorgen voor valse persoonsbewijzen en onderduik adressen. Talrijke joden lokt ze op deze manier naar haar huis in de Amsterdamse rivierenbuurt waar deze gearresteerd worden. Onder hen is ook haar broer met zijn familie. De publieke tribune van het Amsterdamse Bijzonder Gerechtshof was in 1947 te klein om alle belangstellenden te herbergen voor het proces tegen Nederlands meest beruchte Jodenjaagster, Ans van Dijk.

Op 13 januari 1948 staat Ans voor het vuurpeloton. Haar verzoek om gratie wordt door koningin Wilhelmina afgewezen. Zij werd door de marechaussee in Fort Bijlmer in Weesperkaspel geëxecuteerd. Haar laatste wens om toe te mogen treden tot de Rooms-katholieke kerk werd ingewilligd.

Van Dijk (1905-1948)

Kinderen van ‘foute ouders’

De kinderen van ‘foute Nederlanders’ werden na de oorlog gezien als ‘politiek besmette jeugd’. Ze waren bijvoorbeeld lid geweest van de Nationale Jeugdstorm of hadden als jonge knapen tijdens de oorlog in Duitsland gewerkt. Na de bevrijding vond de overheid dat deze jongeren alsnog opgevoed moesten worden als vaderlands-lievende burgers. Ze werden ondermeer in tehuizen geplaatst. In Goirle kregen deze jeugdigen tot juni 1948 onderdak in het tehuis Villa Blanca.

Een groot aantal jongeren werd in een pleeggezin geplaatst. In november 1946 waren dat er ruim 2.600. De grootste groep NSB-kinderen, werd opgevangen door familie, terwijl anderen thuis bij moeder bleven als die niet was opgepakt. In de jaren van de wederopbouw hadden kinderen van ‘foute’ ouders een uitzonderlijke positie. Zij werden aangekeken op de daden van hun ouders. Tegelijkertijd kon de overgrote meerderheid van deze kinderen persoonlijk niets worden aangerekend. Vanaf november 1945 nam het Bureau Bijzondere Jeugdzorg de zorg voor kinderen van collaborateurs op zich.

Het BBJ, dat deel uitmaakte van het ministerie van Justitie, richtte zich op de heropvoeding van de jeugd met als achterliggende gedachte dat de kinderen het verschil dienden te leren tussen ‘goed’ en ‘fout’. Als afstand kon worden genomen van het verleden en van de oude NSB-identiteit was volgens het BBJ integratie in de samenleving mogelijk. De praktijk bleek echter vaak lastiger: Veel kinderen vonden het moeilijk de opvattingen van hun ouders af te vallen en voelden zich onbegrepen. Na 1950, toen vele ouders terugkeerden uit interneringskampen en herstel van het gezinsleven weer mogelijk was, bleek integratie in de maatschappij niet vanzelfsprekend.

Bloemendaal, opvanghuis voor achtergelaten baby’s uit relaties van Nederlandse meisjes met Duitse soldaten.

De gemiddelde Nederlander bleek de opvattingen van het BBJ en de Stichting Toezicht Politieke Delinquenten (STPD) over integratie niet te delen. De scheidslijn tussen ‘goed’ en ‘fout’ bleef bestaan. Voor veel kinderen van ex-NSBers heeft de angst voor de ontdekking van het ‘foute’ verleden van hun ouders een grote rol gespeeld in hun leven. Kinderen die voortkwamen uit een verhouding tussen een Duitse soldaat en een Nederlandse vrouw zagen hun vader meestal nooit meer. Soms stond de moeder het kind af en groeide het kind op zonder zijn eigen moeder en vader. Het kwam bij pleegouders of in een tehuis terecht.

Er is weinig begrip voor de traumatische ervaringen van de joodse overlevenden. Ze werden over het algemeen kil ontvangen.

Van de 110.000 uit Nederland gedeporteerde joden kwamen na de oorlog slechts iets meer dan 5.000 terug. De meeste teruggekeerde joden voelden zich allesbehalve welkom en moesten veel slikken, aan onbegrip, botheid en zelfs vijandigheid. Voor de 5.200 joodse overlevenden van kampen als Auschwitz, Bergen-Belsen en Theresienstadt kwam die kilte extra hard aan. Over het algemeen is de terugkeer in Nederland voor veel Joden geen bevrijdingsfeest geworden, hun huizen werden door anderen bewoond en hun bezittingen waren weg.

De banktegoeden van omgekomen Joodse landgenoten waren een halve eeuw later nog onderwerp van procesgang. De meeste Nederlanders waren zo vervuld van hun eigen oorlogservaringen dat ze maar weinig interesse toonden voor wat zich buiten de landsgrenzen had voltrokken. Gelukkig waren er ook veel Nederlanders die de Joden menslievend tegemoet traden en probeerden hen te helpen. Jonge mensen vonden het na de oorlog vaak moeilijk hun studie weer op te pakken. Onder die omstandigheden trokken vele overlevenden naar Israël, anderen probeerden ondanks alles hun leven in Nederland weer voort te zetten.

In verband met de overgang van de oude website naar de nieuwe website, is nog niet alle informatie in de nieuwe layout beschikbaar. Klik op de volgende link om alle tekst op de oude site te bekijken: Meer jaren 1945-1950 »

Jaren 1945-1950 -...

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten