Jaren 50



 

13. Kinder- en jeugdboeken

Geschreven door Ilse Steel

(klik op de plaatjes om ze te vergroten)

Kinderen in de jaren vijftig hadden niets te klagen op leesgebied, behalve dan de scheiding jongens en meisjesboeken. Het aanbod was groot en het lezen werd gestimuleerd. Elke klas in de lagere school had een kleine voorraad boeken waaruit je er een kon kiezen om thuis te lezen, er werd door de nonnen of fraters wel gekeken of het boek dat je wilde lezen geschikt voor je was. De stichtelijke boeken waren ruim vertegenwoordigd en aan boeken over de natuur was ook geen gebrek. Door “Margriet Geïllustreerde Pers” in Amsterdam werd in de jaren vijftig ieder jaar het “Groot Vacantieboek” uitgegeven met verhalen en raadseltjes voor groot en klein. In de winter verscheen er ieder jaar een “Winterboek” met een zelfde opzet.

Kinderen uit de jaren vijftig groeiden op met: sprookjes van de gebroeders Grimm en Hans, Christian Andersen, “De Engelbewaarder”, “Puk & Muk”, “Wipneus & Pim”, “Pietje Puk”, “Bolke de beer”, “Okkie Pepernoot”, “Dik Trom” en nog veel meer. Na schooltijd lekker buiten spelen en na het avondeten met een boek opgekruld op de divan, die in die tijd in veel huishoudens in de huiskamer stond, te lezen tot je naar bed moest. Vaak smokkelde ik mijn boek mee naar boven om met de knijpkat onder de dekens verder te lezen ! Echte bibliotheken, zoals nu, waren er nog niet in de jaren vijftig. Wel Parochiebibliotheken en bij mensen aan huis die een kamer als bibliotheek hadden ingericht. Het was een feest om daar naar toe te gaan.

Ik, Ilse Steel, herinner mij dat mijn moeder en vader, die ook veel lazen, en ik op de slee door mijn vader getrokken door de besneeuwde straten, daar boeken uit gingen zoeken. Het leuke was dat het aanbod van boeken totaal anders was dan in de Parochiebibliotheek. Mijn vader hield altijd in de gaten wat voor boeken ik meesleepte, maar later toen hij het niet meer kon bijhouden gaf hij het op. Zo maakte ik kennis met heel veel verschillende stromingen in de boekenwereld, en las ik alles wat ik maar te pakken kon krijgen. Het leverde mij een brede belangstelling op van sprookjes tot kunst, van geschiedenis tot poëzie, van literatuur tot science fiction en daar tussenin.

Ilse Steel 1954

leest de Tombola

De mensen hadden het niet breed in die tijd. Eten, kleding en kolen in de winter waren harder nodig in het huishouden, boeken was een luxe ! Bij het tijdschrift de Margriet was het mogelijk om voor een paar centen jeugdpockets aan te schaffen.

De Zeeuw

1890 – 1968

 Op deze manier belandde in veel gezinnen, “Thor de beer”, “Kazan de wolfshond”, “Manko Kapak” etc. op de boekenplank. Voor de volwassenen was er de kennemerreeks (romans) en de saffierreeks, romannetjes in pocketvorm.

Bij Uitgeverij van Goor verscheen de Zilverserie, en voor de oudere jeugd de serie Oud Goud met verhalen uit vroegere tijden zoals: “Siegfried de drakendoder”, “Ben Hur”, “Livingstone de zwerver” etc., naverteld door Piet de Zeeuw. Voor meesterverteller De Zeeuw was schrijven niet alleen ambacht. Hij beschouwde het als hoge roeping. ”Een jeugdschrijver heeft een verantwoordelijke taak, want hij werkt niet gering mee aan de opvoeding van kinderen, van ons volk dus.” En De Zeeuw kweet zich van zijn taak. Zijn oeuvre omvat meer dan 200 titels.

Voor de ouder meisjes bracht uitgeverij Kluitman vanaf ongeveer 1950 tot 1987 de Sneeuwbalserie uit. De serie werd in het begin uitgegeven met een stofomslag, daarna werd de stofomslag vervangen door een directe opdruk op de kaft, met een stofomslag. Uitgeverij Westfriesland uit Hoorn heeft een hele serie jeugdpockets uitgegeven onder de naam Witte Raven. Met de groene rug in de J serie en de roze rug de JM serie. De Junior jongensboeken werd vanaf 1950 uitgegeven door uitgeverij De Verkenner, in samenwerking met het Nationaal Hoofdkwartier der Nederlandse padvinders. N.V. Drukkerij De Spaarnestad te Haarlem heeft in samenwerking met N.V. Tijdschriften uitgeversmij te Antwerpen een serie boekjes uitgegeven onder de naam Terriër. Uitgeverij Gérard & Co uit Vervier, België, geeft de Marabout serie uit. Voor Nederland doet uitgeverij Bruna dat met de Maraboe reeks.

Enkele bekende kinderboekenschrijvers

Franciscus van Ostaden

Van Ostaden

Frater Franciscus, Adrianus Johannes Franciscus van Ostaden werd op 13 februari 1896 te Tilburg geboren, overleden in 1961. In 1913 trad hij in de Congregatie van de Fraters van Tilburg als frater M. Franciscus Xaverius en hij werd in 1916 geprofest. Hij werd onderwijzer aan de B.L.O. in de Keizerstraat te ’s Hertogenbosch (na een onderbreking van enkele jaren in Tilburg). Hij publiceerde onder maar liefst 22 pseudoniemen vele verhalen in het jeugdtijdschrift De Engelbewaarder. Het meest bekend is hij geworden met zijn Puk en Muk-verhalen, die vanaf 1926 in De Engelbewaarder en vervolgens van 1927-1955 in een zeventiental boeken onder zijn pseudoniem Frans Fransen werden gepubliceerd. 

De Oostenrijkse tekenaar Carl Storch (1868-1955) was de geestelijke vader van de twee kabouters. Al in 1906 publiceerde hij tekeningen van Puk en Muk in het kindertijdschrift de Seraphischer Kinderfreund. Storch en Fransen maakten samen twaalf Puk en Muk boeken. Na de Tweede Wereldoorlog verschenen er nog vier boeken, die door Leo van Grinsven werden geïllustreerd. Later zijn er boeken opnieuw uitgegeven en bewerkt door Tim Safery en Jos Haens. Van 1927 tot 1985 zijn er meer dan een kwart miljoen boeken gedrukt van Puk en Muk. Door de KRO werden in 1951, in de jeugduitzending “De Wigwam”, vijf vervolghoorspelen over Puk en Muk uitgezonden.

De kabouters Wipneus en Pim zijn de hoofdpersonen van een serie Nederlandse kinderboeken geschreven onder diverse varianten op het pseudoniem B. van Wijckmade. Het eerste Wipneus en Pim boek werd geschreven in 1948, het laatste in 1985. In totaal zijn ongeveer 40 boekjes verschenen. De eerste zes boekjes werden geschreven door Broeder Bruno van der Made, lid van de congregatie van de Broeders van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria in het stadsdeel Wijck in Maastricht.

In totaal zijn er vijf auteurs geweest van de Wipneus en Pim boeken, elk onder een ietwat verschillend pseudoniem waarbij de tweede letter de naam van de auteur vertegenwoordigde.

Dick Laan

Laan

Dick Laan werd op 18 december 1894 te Wormerveer geboren, overleden in 1973. Later werkte hij bij zijn vader, die snoepfabrikant was, in het bedrijf. Toen dit bedrijf als gevolg van de Eerste Wereldoorlog kwam stil te liggen, wijdde hij zich aan zijn grootste hobby, het filmen. Het maken van filmscenario’s mondde uit in het schrijven van boeken. Dick Laan was erg geïnteresseerd in kinderen. Vaak observeerde hij ze en aan zijn neefjes en nichtjes vertelde hij verhaaltjes. Zo ontstond Pinkeltje, het kleine dappere mannetje, dat soms zo dom kon zijn.

Sinds het verschijnen van het eerste deel in 1939, “De avonturen van Pinkeltje”, werden ongeveer drie miljoen exemplaren verkocht, voor Nederland een ongekend hoog aantal.

1e boek

Pinkeltje

Vertalingen verschenen o.a. in Frankrijk, Duitsland, Finland, Spanje en Portugal. Uiteindelijk werden er bijna 30 Pinkeltjes boeken geschreven. Vanaf het tweede deel speelt Dick Laan ook zelf een rol aan het begin van ieder boek, als Pinkeltje een bezoek brengt aan Mijnheer Dick Laan.

Henri Arnoldus

Arnoldus

Henri Arnoldus werd op 22 februari 1919 te Middelburg geboren. Na de opleiding tot onderwijzer aan de kweekschool, was hij van 1943 tot 1970 onderwijzer aan een rooms-katholieke lagere school in zijn geboortestad. Arnoldus schreef informatieve boeken, leesboekjes en schoolboekjes. Veel van zijn kinderboeken zijn in het Duits vertaald. Hij schreef voornamelijk verhalen in serieverband, waarin steeds dezelfde karakters optreden. In zijn boekjes voor zeer jonge lezers spelen dieren een belangrijke rol. De belangrijkste ingrediënten in de verhalen van Arnoldus zijn eenvoud, spanning en humor.

Veel van zijn werk werd geïllustreerd door Carol W.Voges (1925-2001). Van zijn boeken zijn vele herdrukken verschenen.

Zijn creatie van Pietje Puk verscheen in 1958. De avonturen van deze olijke postbode werden door vele kinderen in Nederland en Vlaanderen gelezen. Meer dan 50 verhalen zijn er verschenen van Pietje Puk. Er werden in totaal 3,5 miljoen exemplaren van de boeken verkocht. Andere bekende kinderboeken: “Tup en Joep”, “Roel en Remi”, “Klik en Klak”, “Oki en Doki”. Henri Arnoldus overleed te Middelburg op 19 december 2002.

Anton Hildebrand

Hildebrand

Anton D. Hildebrand werd op 11 juni 1907 te Groningen geboren, overleden in 1977. Hij groeide op in Amsterdam. Later studeerde hij letteren aan de Universiteit van Amsterdam en was werkzaam als journalist. In 1928 ging hij voor de AVRO werken. Daar raakte hij betrokken bij het maken en schrijven van hoorspelen. In totaal schreef hij ongeveer tweehonderdvijftig kinderboeken. Het liefst schreef Hildebrand dierenverhalen. Zijn bekendste boekenreeks was ongetwijfeld “Bolke de Beer”. Voor het eerst verschenen in 1935. Hiervan zijn negen vervolgdelen verschenen. Onder andere over de zoon van Bolke en zijn vriend Dorus Das.

Het laatste boekje kreeg als titel: “Bolke de oudste Beer ter wereld”. Hildebrand was ook in de jaren vijftig, in samenwerking met anderen, samensteller van schoolboekjes voor de Openbare School. Verder werden er in de vijftigerjaren, op zondagmiddag op de VARA-radio, hoorspelen van Hildebrand uitgezonden. Bekend hiervan zijn: “Monus de man van de maan” en “Brilstra’s bromvlieg”. De avonturen van “Mieze en haar kindertjes” (1950), “Joessoef, het knechtje van de Sultan” (1950), “De verhuizing van de familie Spits” (1952), “Monus de man van de maan” (1952) en “Monus avonturen op aarde” (1953).

Lea Smulders

Smulders

Lea Smulders werd, als jongste in een gezin met vijf kinderen geboren in 1921 te ‘s-Hertogenbosch. Zij debuteerde in 1951 met “Radiosprookjes”, verhaaltjes die oorspronkelijk voor het K.R.O.- programma “Klein, klein, kleutertje” geschreven waren. Zij voelde zich in de eerste plaats huisvrouw en moeder. Toch publiceerde ze meer dan honderd boeken. Werk van haar is vertaald in het Frans, Duits en Engels maar ook in het Japans en het Grieks. Zij schreef hoofdzakelijk voor kinderen tot acht jaar. Lea Smulders werkte ook jarenlang voor radio en televisie. Voor de K.R.O. schreef zij de bekende tv-poppenserie “Narretje Notendop”. Lea Smulders maakte ook kinderversjes en verhalen op rijm, zij vertaalde en bewerkte sprookjes van onder anderen Grimm, Perrault en Andersen. Zij was een geboren vertelster die zich goed kon verplaatsen in de wereld van het kind. Lea Smulders overleed in 1993.

Annie M.G. Schmidt

Schmidt

Anna Maria Geertruida Schmidt werd geboren op 20 mei 1911 in Kapelle te Zeeland, als dochter van een dominee. Volgde een bibliotheek opleiding en werd later directeur van de Openbare Bibliotheek te Vlissingen. Na de oorlog ging zij bij Het Parool in Amsterdam werken. Hier schreef zij versjes en verhaaltjes voor de kinderkrant. Dit was het begin van haar omvangrijke werk.

Boeken, radiohoorspelen, televisieseries, musicals en theaterstukken kwamen van haar hand. Ze werd beroemd in Nederland met kinderboeken als “Jip en Janneke”, “Puk van de Petteflet”, “Abeltje”, “De spin Sebastiaan” en kinderversjes als “Dikkertje Dap” en “Het Beertje Pippeloentje”.

Generaties Nederlanders zijn met haar poëzie en verhalen opgegroeid, Annie M.G.Schmidt overleed op 12 mei 1995.

Boeken voor de oudere jeugd

Dik Trom

Kieviet

Johannes Kieviet (1858 – 1931) was een Nederlandse onderwijzer o.a. in het Noord-Hollandse gehucht Etersheim en schrijver van jeugdboeken. Publicerend onder de naam C. Joh. Kieviet was hij de schepper van de beroemde romanfiguur Dik Trom. Het eerste Dik Trom-boek, “Uit het leven van Dik Trom”, verscheen circa 1891. Wegens het ondeugende karakter van hoofdpersoon Dik Trom kostte het Kieviet moeite een uitgever te vinden. Pas na acht jaar was het uitverkocht. Aan de tweede druk werden tekeningen van Johan Braakensiek toegevoegd en vanaf toen liep de verkoop veel beter. Dik Trom was een populair boek in de jaren vijftig. Kieviet schreef behalve een half dozijn aan zijn held Dik Trom gewijde verhalen nog tal van andere jeugdromans.

Zijn verhalen liet Kieviet door de oudere kinderen van zijn klas voorlezen aan de jongeren; aan hun reacties las hij af of wendingen succesvol zouden zijn. Van alle auteurs in de gouden periode van de Nederlandse jeugdliteratuur, ca. 1880-1940, was Kieviet wel de meest getalenteerde. Zijn boeken, die vaak een episode uit de geschiedenis tot onderwerp hadden, zijn origineel, sterk van compositie en soms voorzien van een dosis aanstekelijke humor.

Pim Pandoer

Beke

Carolus Adrianus Beke werd geboren in 1913 in Alkmaar. Hij begon als leraar aan een lagere school in Schagen en verhuisde in 1944 naar Arnhem. Daar doceerde hij Nederlands, Duits en Engels aan een ULO. In de jaren ’40 begon hij met het schrijven van jeugdverhalen. Beke was productief. Na elke avondmaaltijd schoof hij het tafelkleed weg, pakte de schrijfmachine, zette die op tafel en begon in een hoog tempo te tikken, zonder fouten of doorhalingen – de manuscripten konden zo naar de drukker.

Na negen boeken kreeg hij in 1953 het verzoek van uitgeverij Malmberg een spannend maar verantwoord boek te schrijven voor jongens en meisjes.

Beke verzon de tweeling Koos en Jenny, die in de bossen nabij Arnhem werden overvallen door Pim Pandoer. Pandoer was een student die een dubbelleven leidde, en in de misdaad compensatie zocht. Het eerste deel, “Pim Pandoer, de schrik van de Imbosch”, werd een doorslaand succes. In de daaropvolgende 17 delen bevorderde de schrijver Pim Pandoer tot hoofdpersoon die zich voor de goede zaak inzette.

Ondertussen schreef Beke ook nog tientallen andere jeugdboeken, waarvan hij er vele zelf veel beter achtte dan de Pim Pandoer- serie. In 1969 zette hij een punt achter de serie, omdat hij geen nieuwe avonturen meer kon verzinnen. Tussen 1953 en 1969 schreef Beke bijna jaarlijks een nieuwe Pim Pandoer – naast de andere kinderboeken die hij schreef, van een informatief werk, zoals “Ruimtevaart”, tot meisjesboeken en leesboekjes voor de, al dan niet katholieke, lagere school. In totaal schreef Carel Beke, die al die jaren leraar was gebleven, bijna honderd boeken. Zijn honderdste schreef hij echter nooit af; begin jaren ’70 hield Carel Beke het schrijven voor gezien. De laatste jaren woonde Beke in een verzorgingstehuis in Velp.  Hij overleed in 2007.

Netty Koen

Koen

Netty Koen (1917 – 2008)is een pseudoniem van Antoinette Hendrike Sondaar. Al vanaf haar twaalfde jaar wilde zij al schrijfster worden. Na de middelbare school, volgde zij een cursus journalistiek en schreef zij verhalen voor het Letterkundig bijblad van de Haagse Courant. In 1939 trouwde zij met H.F. Koen, beroepscomponist en tekstschrijver van onder meer “The Ramblers”. Ze vestigden zich in Zeist. Tijdens de Tweede Wereldoorlog schreef Koen-Conrad boeken voor oudere meisjes en jonge vrouwen. Pas na de oorlog werden deze uitgegeven, omdat de schrijfster geen lid wenste te worden van de Cultuurkamer.

In de jaren na de oorlog volgden vele herdrukken bij Uitgeverij West-Friesland en Uitgeverij Kluitman. De meeste hiervan werden geïllustreerd door Hans Borrebach. Ook haar roman “Doodlopende weg” kreeg een goede recensie. In opdracht van een farmaceutisch bedrijf, schreef zij de biografie van Prof. Dr. Ignaz Semmelweis, de grote strijder tegen kraamvrouwenkoorts. Het werd gestuurd naar alle verloskundigen in Nederland en België. Daarnaast was zij medeoprichtster van de Zeister Literaire Kring, waarvan de leden bestonden uit auteurs uit Zeist en omgeving. Netty Koen-Conrad schreef veertig boeken, waarvan er 38 werden uitgegeven.

Lenie Saris

Saris

Helena Barbara Wilhelmina Saris (1915 – 1999) was een Nederlandse schrijfster van meisjesboeken. Saris’ eerste manuscript, nog tijdens haar schooljaren met de hand geschreven, vormde de basis voor haar latere succesvolle carrière. Het eerste uitgegeven boek van Leni Saris was in 1938 “Licia zet door”. Het kort daarna verschenen “Leontine” uit 1940, is later verschenen, doch eerder geschreven. In september 1999 verscheen haar 110e titel “De gouden stem”. Leni schreef meer dan honderd meisjesboeken, waarvan er in totaal zo’n acht miljoen werden verkocht, een unicum in Nederland.

Leni Saris brak in de eerste jaren van de Tweede Wereldoorlog door bij het grote publiek en schreef vanaf dat moment elk jaar twee boeken. Bijna dertig jaar werkte ze, na een secretaresseopleiding, bij een notariskantoor. Schrijven deed ze in de avonduren. Pas in 1971 wijdde ze zich fulltime aan het schrijven van haar boeken, die ze als ‘ontspanningsromans’ typeerde.

Met de literatuur had Saris een gespannen verhouding. Leni had beslist niet de pretentie met haar werk een bijdrage aan de literatuur te leveren. Zij was niet uit op waardering door de literaire wereld, maar wenste wel erkenning voor wat zij naar haar eigen mening was: een schrijfster van serieuze ontspanningslectuur. Leni Saris werd razend populair, kreeg een grote schare fans die haar boeken verslonden. Leni is onderscheiden met de Eremedaille van de Orde van Oranje-Nassau. Zij werd in 1987 genomineerd voor de Publieksprijs van het Nederlandse Boek en tevens ontving zij de zilveren Erasmusspeld van de gemeente Rotterdam.

Ga naar het volgende hoofdstuk (Kinder- en jeugdboeken)

Terug naar het overzicht van de Jaren 50

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten