Jaren 50



2. Binnen- en Buitenlandse politiek in de jaren vijftig

Geschreven door Ilse Steel

(klik op de plaatjes om ze te vergroten)

Willem Drees (1886-1988) groeide op in Amsterdam. Zijn loopbaan begon als stenograaf. Vervolgens klom hij op van SDAP-wethouder in Den Haag en kamerlid, tot minister en minister-president.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog was hij enige tijd gijzelaar in het kamp Sint Michielsgestel en een centraal figuur in het politieke verzet. Zijn Noodwet Ouderdoms-voorziening 1947 (de voorloper van de AOW) maakte hem erg populair. Ook zijn leiderschap en zijn soberheid droegen daartoe bij. Hij wordt door menigeen beschouwd als een van de belangrijkste naoorlogse Nederlandse politici.

Onder zijn leiding vonden zowel de dekolonisatie van Indonesië als de wederopbouw van Nederland plaats. Drees kreeg als minister-president vanaf 1948 de leiding over kabinetten die te maken hadden met de naweeën van de desastreuze gevolgen van de bezetting. Het beleid richtte zich daarbij op industrialisatie, oplossen van de woningnood, bevordering van export, modernisering en ordening van landbouw en het economische leven, herstel van de betalingsbalans, gezondmaking van de overheidsfinanciën en het stimuleren van emigratie.

Ten tijde van zijn regering kreeg Willem Drees te maken met de Greet Hofmans affaire. Hij aarzelde lange tijd zich te mengen in de ‘privé-problemen’ op het paleis, waar hij zich niet thuis voelde. Noemde Greet Hofmans al in 1951 een ‘Raspoetin’, maar greep niet in.

Drees was een overtuigd sociaaldemocraat, maar hij was wel pragmatisch ingesteld. Van 1904 tot 1946 was hij lid van de SDAP (Sociaal-Democratische Arbeiderspartij)

Van 1946 tot 1971 van de PvdA (Partij van de Arbeid). In de jaren zeventig brak hij met de PvdA uit onvrede over de koers. Hij sympathiseerde vanaf die tijd met Democratisch Socialisten ’70 (DS’70), maar sloot zich er niet bij aan.  Drees is van grote betekenis geweest voor Nederland en voor de Nederlandse sociaaldemocratie. In de Tweede Wereldoorlog heeft hij een belangrijke plaats ingenomen in het verzet tegen de Duitsers. Drees zal ook blijvend worden herdacht als de premier van de wederopbouw. Zijn sobere karakter paste uitstekend bij een tijd waarbij aan alles tekort was.

Drees ontving het Grootkruis Orde van de Nederlandse Leeuw op 22 december 1958, uitgereikt door koningin Juliana persoonlijk. Hij ontving ook de erepenning van ’s Gravenhage. Voor zijn verzetswerkzaamheden ontving hij van de Amerikaanse regering de ‘Medal of Freedom with bronze palm’ te Den Haag op 8 april 1953. Willem Drees overleed in 1988 op bijna 102-jarige leeftijd.

Nederlandse Kabinetten van de jaren vijftig:

1948-1958   Willem Drees  PvdA

1958-1959   Louis Beel       KVP

1959-1963   Jan de Quay     KVP

Kabinet-Drees I

Het Kabinet Drees-Van Schaik (1882-1962) was het Nederlandse kabinet van 7 augustus 1948 tot 15 maart 1951. De ministersploeg bevatte ministers uit vier verschillende partijen, en daarnaast twee partijloze ministers. De coalitie besloeg een 76% meerderheid, zodat de grondwetswijziging die nodig was voor de onafhankelijkheid van Nederlands Oost-Indië ook in tweede aanleg door het parlement gevoerd kon worden. In 1951 leidde uiteindelijk een motie over Nieuw-Guinea tot de val van het kabinet. Er werden geen nieuwe verkiezingen gehouden, maar een nieuwe coalitie werd gevormd met dezelfde partijen.

Kabinet Drees II.

Het Kabinet-Drees II was het Nederlandse kabinet van 2 september 1952 tot 13 oktober 1956. Kabinet-Drees II kende twee ministers voor Buitenlandse Zaken.. Dit omdat enkele partijen geen katholiek wensten op die post, aangezien alle andere landen van de Europese Gemeenschap op dat moment ook een katholieke minister van buitenlandse zaken hadden. Men vreesde een te papistisch Europa. Hierom werd gekozen voor een constructie met twee ministers: de partijloze liberaal  Jan Willem Beyen en de KVP-politicus Joseph Luns (1911 – 2002). De laatste had geen portefeuille. De beide ministers konden niet goed met elkaar overweg, en de constructie met twee ministers op deze post werd na 1956 dan ook niet voortgezet.

Kabinet Drees III

Het Kabinet-Drees III was het Nederlands kabinet van 13 oktober 1956 tot 22 december 1958. De socialistische ministers traden af naar aanleiding van een conflict met de Tweede Kamer over het niet accepteren van de tijdsduur van bepaalde tijdelijke belastingen op 11 december 1958, een kabinetscrisis was geboren. Op 12 december bood het Kabinet zijn ontslag aan. Dit betekende het einde van de rooms-rode samenwerking. Een uitsluitend uit confessionelen bestaand  rompkabinet onder leiding van Louis Beel (1902 – 1977) bereidde vervroegde verkiezingen voor.

De kwestie Nieuw-Guinea

In 1949 was Indonesië onafhankelijk geworden. Toch vond de toenmalige president Soekarno (1901 – 1970) dat het onafhankelijkheidsproces nog niet voltooid was. Hij meende dat ook Nieuw-Guinea bij de Republiek Indonesië hoorde. In Nederland was men het daar helemaal niet mee eens: Nieuw-Guinea was een Hollandse kolonie, en dat moest zo blijven !

In 1950 werd er een conferentie gehouden om de problemen op te lossen. Daar kwam niets uit. Het regeringsbeleid inzake Nieuw-Guinea leidde in 1951 tot een Kabinetscrisis. Op 23 januari 1951 viel het kabinet-Drees/van Schaik, nadat de VVD-fractie met een motie van wantrouwen was gekomen, die was gericht tegen het regeringsbeleid inzake Nieuw-Guinea.

Het feit dat de VVD die motie steunde, was voor VVD-minister Stikker reden om zijn ontslag aan te bieden, en dat leidde tot een kabinetscrisis. De VVD verweet haar eigen minister Stikker dat hij zich in het kabinet niet had verzet tegen het voorstel van minister Van Maarseveen om de soevereiniteit over Nieuw-Guinea over te dragen aan de Nederlands-Indonesiche Unie. Nadat pogingen om een vijfpartijen-kabinet te vormen waren mislukt, keerde het kabinet Drees in enigszins gewijzigde samenstelling terug. De kwestie Nieuw-Guinea werd voorlopig ‘in de ijskast’ gezet.

Pas in 1955 kwam de kwestie Nieuw-Guinea opnieuw op de agenda. Minister van Buitenlandse Zaken Joseph Luns zat voor Nederland aan de onderhandelingstafel. Het resultaat van de besprekingen was nog meer ruzie tussen Nederland en Indonesië. Indonesië zette Nederland onder druk door in 1957 alle Nederlandse bedrijven Indonesisch te maken. De nog aanwezige Nederlanders in Indonesië werden het land uit gezet. Het conflict over Nieuw-Guinea sukkelde nog een paar jaar voort. In 1962 kwam er zelfs een mini-oorlog van. President Kennedy (1917 – 1963) van de Verenigde Staten loste uiteindelijk het conflict in het voordeel van Indonesië op. Nieuw-Guinea werd bij Indonesië gevoegd.

De Greet Hofmans affaire

Margaretha Hofmans (1894 – 1968) werd in 1894 in Amsterdam geboren. Al op jonge leeftijd verloor zij haar ouders. Zij zocht haar toevlucht tot de theosofie en werd gebedsgenezeres. Na een „roeping” vestigde zij zich in Hattem. Daar won zij het vertrouwen van de adelijke familie Van Heeckeren van Molecaten. Gebedsgenezeres en ‘doorgeefster’ van boodschappen van ‘Boven’. Greet Hofmans werd de vertrouwelinge en steun en toeverlaat van koningin Juliana, die regelmatig om ‘doorgevingen’ vroeg. Hofmans had via de hofhouding nog meer invloed op de koningin.

Prinses Marijke, de jongste dochter van koningin Juliana en Prins Bernhard, had een ernstige oogafwijking.

In het ziekenhuis konden artsen niet veel meer voor haar doen. Vrienden adviseerden prins Bernhard de alternatieve geneeskunst te benutten. Greet Hofmans kreeg daarop in 1948 een uitnodiging om naar het hof te komen. Hofmans won direct het vertrouwen van koningin Juliana. De vorstin trof in haar een gelijkgezinde. Ook zij vond dat als de mensen meer in harmonie zouden leven, er een betere wereld zou ontstaan. Hofmans’ pacifistische ideeën spraken haar erg aan. De koningin en veel hovelingen bezochten regelmatig de pacifistisch getoonzette conferenties op kasteel Het Oude Loo in Apeldoorn.

Prins Bernhard merkte dat de komst van Hofmans geen verbetering bracht bij Marijke. Ook een van zijn paarden kon de gebedsgenezeres niet genezen. De prins verzette zich daarna fel tegen Hofmans’ aanwezigheid op Paleis Soestdijk. De prins ontzegde haar de toegang, waarop Juliana een ander onderkomen voor haar regelde. De prins vreesde daarnaast dat de goede contacten met de Verenigde Staten door de invloed van Hofmans onder druk zouden komen te staan. Het huwelijk van het echtpaar dreigde stuk te lopen. Het paleis werd verdeeld in twee kampen: de koningin en haar naaste omgeving versus prins Bernhard en zijn (oudste) dochters. De koningin wilde haar man het paleis uitzetten.

29 juni 1956

In het buitenland deden geruchten de ronde over een op handen zijnde aftreden van Koningin Juliana ten gunste van Beatrix en een mogelijke scheiding tussen Juliana en Bernhard. De inhoud van de Oude Loo conferenties baarde de regering zorgen. Prins Bernhard stapte uiteindelijk naar premier Drees. De premier wilde een echtscheiding voorkomen. De ernst van het conflict drong aanvankelijk niet door tot de Nederlandse bevolking. De media zwegen erover totdat er in 1956 in het Duitse blad Der Spiegel een artikel over de affaire verscheen. Prins Bernhard bleek -zo gaf hij in 2004 toe- de schrijver van informatie te hebben voorzien.

De regering benoemde in reactie op de ontstane onrust en op verzoek van het echtpaar een commissie van wijze mannen: oud-premier Beel, oud-premier Gerbrandy en oud-gouverneurgeneraal Tjarda van Starkenborg Stachouwer. De mannen brachten op 24 augustus 1956 hun rapport uit. Wat voor advies de commissie gaf is nog geheim. Destijds kwamen drie belangrijke conclusies naar buiten: de koningin zou alle contacten met Greet Hofmans verbreken en alle Hofmans-aanhangers om haar heen ontslaan, koningin Juliana zou niet meer naar de bijeenkomsten op Het Oude Loo gaan en prinses Beatrix zou in Leiden gaan studeren en niet direct de troon bestijgen, zoals was geopperd. Voor het oog sloten de gelederen zich weer.

Greet Hofmans en ook de mensen in de hofhouding die achter haar stonden, verlieten Soestdijk. Hofmans en Juliana zagen elkaar daarna nooit meer, maar bleven elkaar wel schrijven.

Door de geheimzinnigheid van officiële zijde en de zelfcensuur van de Nederlandse pers is de Greet Hofmans affaire een eigen leven gaan leiden. Sommigen zijn van mening dat de affaire in feite een maskering was van een dreigende echtscheiding van het koninklijk paar. Door de publicatie (november 2008) van Fasseur (“Juliana & Bernhard, Verhaal van een huwelijk 1936-1956”) die het Koninklijk Huisarchief als bron mocht gebruiken, is gebleken dat het conflict waarschijnlijk escaleerde door het dreigen met echtscheiding door Juliana.

In 1956 beleefde Nederland zijn langste kabinetcrisis in zijn staatkundige geschiedenis. Vier maanden lang, van 14 juni tot 12 oktober, hebben achtereenvolgens dr. Drees, prof. Romme, prof. Lieftinck, prof. De Gaay Fortman, de heer Burger en wederom dr. Drees gesleuteld aan de samenstelling van een kabinet op brede basis. Dank zij een door de heer Burger van de PVDA opgestelde tussenoplossing werd tenslotte de tweede poging van dr. Drees met succes bekroond. Mej. Dr. M.A.M. Klompé kreeg de portefeuille van maatschappelijk werk en werd daarmee de eerste vrouwelijke minister in de geschiedenis van Nederland.

Politieke partijen

CHU

Oprichter Jhr. A.F. de Savornin Lohman (1837 – 1924)  e.a.  De Christelijk-Historische Unie was een Nederlandse, protestants-christelijke politieke partij, opgericht in 1908, die vooral aanhang had onder Nederlands-Hervormden. De CHU baseerde zich op Bijbelse grondslagen in protestantse zin, waarbij de Overheid als dienares van God wordt beschouwd. Niet alleen de Bijbel, maar ook de historische ontwikkeling van de staat moest een rol spelen bij het bestuur. De CHU hechte daarom zeer aan de band met het Huis van Oranje en gold als één van de meest koningsgezinde partijen. Op 13 september 1980 gefuseerd met andere partijen tot het CDA.

ARP

De Anti-Revoluitionaire Partij werd in 1879 opgericht door Abraham Kuyper (1837 – 1920). Zij was de eerste nationale politieke partij. De ARP was een christen-democratische, protestantse partij. Van 1918 tot 1959 was de ARP de derde partij van het land. De ARP baseerde zich op Bijbelse normen volgens de protestantse leer. Volgens de anti-revolutionaire opvattingen ging het overheidsgezag uit van God en niet van de mensen. De partij was voorstander van een door het Huis van Oranje geregeerd Nederland met een sterk gezag en een overheid die toeziet op handhaving van goede zeden en openbare orde. De ARP was steeds voorstander van een  krachtige defensie. Bekende ARP-politici waren Kuyper, Talma, Heemskerk, Colijn, Gerbrandy, Schouten, Zijlstra, Biesheuvel en Aantjes. Op 13 september 1980 gefuseerd met andere partijen tot het CDA.

SGP

De Staatkundig Gereformeerde Partij werd op 24 april 1918 in Middelburg opgericht. Als kleine, getuigende orthodox-protestantse politieke groepering vertolkt de partij een authentiek geluid in ons staatsbestel. Hoewel veel van haar standpunten slechts door een kleine minderheid worden gedeeld, is daarvoor wel altijd respect in de samenleving. Deels is dat te verklaren doordat vaststaat dat de voorstellen van de SGP toch weinig kans zullen maken. Deels komt dat ook omdat de SGP steeds beschikte over gedegen en minzame volksvertegenwoordigers. De SGP wilde een strikt volgens Bijbelse normen geregeerd, protestants Nederland. Het politiek bondgenootschap van ARP en de Katholieken werd afgewezen. Het katholicisme werd beschouwd als ‘afgoderij’ en ‘een valse godsdienst’, die door de overheid moest worden geweerd en bestreden.  P. Zandt (1880 – 1961) was lijsttrekker in 1952, 1956 en 1959

Boerenpartij

Oprichter van de Boerenpartij was Hendrik Koekoek (1922 – 1987), sinds 1946 voorzitter van de door hem opgerichte Vereniging van Bedrijfsvrijheid in de Landbouw. Deze vereniging, die zich ook wel de ‘Vrije Boeren’ noemde, verzette zich tegen de bemoeienis van de overheid met de landbouw, onder andere via het Landbouwschap. De Boerenpartij was een belangenpartij. De partij werd opgericht in 1958 als voortzetting van de ‘Vrije Boeren’. De partij maakte nooit deel uit van de regering. Bekende personen binnen de Boerenpartij waren Hendrik Koekoek en Evert Jan Harmsen, die na een ruzie met boer Koekoek uit de partij stapte en een eigen fractie begon, de Groep Harmsen.

KVP

De Katholiek Volkspartij was een christen-democratische partij, die, hoewel zij voor iedereen openstond, vrijwel uitsluitend aanhang had onder de katholieken. De KVP speelde tussen 1946 en 1971 een leidende rol in de Nederlandse politiek. De KVP baseerde zich op Bijbelse normen volgens de katholieke leeropvatting. De taak van de overheid werd grotendeels als aanvullend beschouwd, met name op economisch gebied. Particulier initiatief diende voorrang te hebben boven staatsbemoeienis. De KVP streefde naar bezitsvorming door gezinnen, onder meer door bevordering van eigenwoningbezit, sparen, kinderbijslag, en door belastingverlaging en een goede sociale zekerheid. Op 13 september 1980 gefuseerd met andere partijen tot het CDA.

De KVP-ministers Klompé en Veldkamp speelden een belangrijke rol bij de opbouw van de sociale zekerheid. Op internationaal gebied was de KVP voorstander van de samenwerking in de NAVO en van Europese samenwerking. De KVP was lang de grootste partij van het land. Alleen in 1956 werd zij door de PvdA van Drees overvleugeld. Met Drees was KVP-voorman Romme (1896 – 1980) de leidinggevende figuur van de Nederlandse naoorlogse politiek. Romme bleef echter buiten het kabinet. Bekende personen in de KVP waren Romme, Beel, Klompé, Cals, Luns, Schmelzer, Andriessen en Van Agt.

Marga Klompé

Dr. Margaretha Albertina Maria Klompé (1912 – 1986)  was een Nederlands politica. Doortastend politiek zwaargewicht in de KVP. Vertrouwelinge van Romme, die als Tweede Kamerlid buitenlandwoordvoerder van haar fractie was, met belangstelling voor de Europese samenwerking. Volgde in 1956 Van Thiel op als minister van Maatschappelijk Werk. Bracht in 1963 de Algemene Bijstandswet tot stand. Loodste in 1966 als minister van Cultuur de Omroepwet door het parlement. Vormde in het kabinet-De Jong in haar eentje op de linkervleugel een essentiële steunpilaar.

Vrouw met veel gezag in het parlement, die door haar mannelijke collega’s vaak vriendschappelijk werd geplaagd om de grote ernst waarmee zij haar taken uitvoerde.

Marga was aanvankelijk docente scheikunde en op dat terrein gepromoveerd. Actief in het verzet als koerierster. In 1956 werd ze de eerste vrouwelijke minister van Nederland. Ze is nog steeds de enige vrouwelijke minister van staat. Ze werd geroemd als een doortastend politiek zwaargewicht in de KVP. Zo bracht ze in 1963 de Algemene bijstandswet tot stand.

Jan de Quay (1901 – 1985)

Van 5 april tot 23 juni 1945 was hij minister van Oorlog in het Tweede kabinet-Gerbrandy. Willem Drees wilde De Quay echter niet in zijn kabinetten hebben vanwege diens omstreden oorlogsverleden. Van 1946 tot 1959 was De Quay Commissaris van de koningin in de provincie Noord-Brabant. Van 1959 tot 1963 was Jan de Quay  Nederlands minister president en minister van Algemene zaken in het kabinet dat zijn naam droeg. Na twaalf jaar rooms-rode coalitie was dit het eerste naoorlogse liberaal-confessionele kabinet. Tijdens dit kabinet stegen de salarissen explosief en kregen degenen die de economische wederopstanding van Nederland mogelijk hadden gemaakt eindelijk loon naar werken.

PvdA

Op 9 februari 1946 werd de Partij  van de Arbeid opgericht. Die kwam voort uit een samensmelting van SDAP, VDB en Christelijk Democratische Unie (CDU), aangevuld met individuele katholieken, en leden van CHU en ARP.  De PvdA is enkele malen de grootste partij van het land geweest en haalde enkele malen eenderde van alle zetels. Daardoor speelde zij, zowel in de regering als in de oppositie, een belangrijke rol in de Nederlandse naoorlogse politiek. Vanaf haar oprichting is de PvdA sterk voorstander van Europese samenwerking geweest. Vooral M.Van der Goes van Naters en Nederhorst, die beiden deel uitmaakten van het eerste Europese Parlement, waren daarvan pleitbezorger. Vanaf 1958 speelde Sicco Mansholt als Europees Commissaris voor de Landbouw een prominente rol bij het tot stand brengen van een Europees Landbouwbeleid.

Sicco Mansholt (1908 – 1995)

Mansholt nam deel aan zes regeringen: Schermerhorn- Drees in 1945; Beel in 1946; Drees-Van Schaik in 1948, en nog drie kabinetten Drees: kabinet Drees I in 1951, kabinet- Drees II in 1952 en kabinet-Drees III in 1956. In 1958 werd Mansholt een van de commissarissen van de pas opgerichte Europese Commissie en werkte hij als land-bouwcommissaris aan de modernisering van de Europese landbouw. Mansholt was de geestelijk vader van het Gemeenschappelijk landbouwbeleid. Subsidiëring van de landbouw vormde voor Mansholt een oplossing voor het traditionele socialistische vraagstuk tot welke klasse de agrarische bevolking behoort.

VVD

De Volkspartij voor Vrijheid en Democratie werd in 1948 opgericht als een organisatorische voortzetting van de Partij van de Vrijheid. Met de komst van enkele oud-leden van de Vrijzinnige Democratische Bond vanuit de PvdA, die zich in de PvdA niet thuis voelden, werd het behoudend liberalisme nieuw leven ingeblazen. Eén van de oud-VDB’ers was Pieter Oud, die ook de eerste partijvoorzitter en fractieleider werd van de VVD. Als partijvoorzitter en fractievoorzitter groeide Oud al snel uit tot de politiek leider van de partij. Onder zijn straffe leiding vertoonde het zeteltal van de VVD tot het einde van de jaren 50 een opwaartse koers.

Het aantal zetels bedroeg zelfs 19 zetels in 1959. Bij de oprichting speelde verder D.U. Stikker een belangrijke rol. De VVD  is een liberale partij.  In het beginselprogramma van de VVD staat dat de partij de individuele vrijheid zeer belangrijk vindt en dat de staat zich niet dient te bemoeien met de individuele vrijheden van haar burgers. De overheid dient wel te zorgen  voor de veiligheid van haar burgers. De VVD nam van 1948-1952 deel aan de brede basiskabinetten-Drees I en Drees 2. Van 1952 tot 1959 verkeerde de VVD in de oppositie, maar daarna zaten ze continu in de regering tot 1973. (met uitzondering van 1965-1967).

P.J. Oud (1886 – 1968)

Staatsrechtgeleerde en voorman van de VDB en de VVD, richtte met Stikker in 1948 de VVD op. Oud werd daarvan de onbetwiste politieke leider. Sprak met een wat hoge, zachte stem, maar had in de Kamer veel gezag door zijn kennis van het staats- en parlementsrecht. Hij kon overigens ook vilein uit de hoek komen en gold als autoritair.

P.J. Oud schreef enkele standaardwerken over de parlementaire  geschiedenis.

PSP

De Pacifistisch-Socialistische Partij, opgericht in 1957 door onder andere Frad van der Spek (13 december 1923 – 23 november 2017), was een pacifistische partij, die tevens streefde naar hervorming van de maatschappij in socialistische zin (pacifisme = vredelievendheid, afwijzing van geweld). Tot het midden van de jaren zestig kenmerkte de PSP zich door een ethisch bevlogen pacifisme (ethisch, behorende tot de ethiek, moraal-filosofie). Daarnaast ontwikkelde de partij zich meer en meer tot de partij van de buitenparlementaire actie. De PSP had van 1959 tot 1989 doorlopend enkele zetels in de Eerste en Tweede Kamer. De partij maakte steeds deel uit van de oppositie. In 1990 fuseerde de partij met CPN, EVP en PPR tot GroenLinks.

PSP spek

Fred van der Spek

Henk Lankhorst (1914 – 1976)

Een PSP’er die afkomstig was uit de kring van de vooroorlogse CDU en in de jaren zestig hét gezicht van zijn partij was. Medeoprichter van de PSP. Maakte vanaf 1959 deel uit van de PSP-Tweede Kamerfractie en werd daarvan in 1962 voorzitter. Plichtsgetrouw en nauwgezet; beminnelijk in de omgang en daardoor, ondanks zijn radicale standpunten, gewaardeerd door zijn collega-Kamerleden. Was een goed organisator. Kreeg later in zijn partij het verwijt dat hij niet fel genoeg was. Bedankte voor het Tweede Kamerlidmaatschap en stapte in 1969 over naar de Eerste Kamer.

CPN

De Communistische Partij Nederlan was een voortzetting (1935) van de Communistische Partij Holland (CPH) die op haar beurt in 1918 was voortgekomen uit de Sociaal Democratische Partij (SDP). Deze was in 1909 ontstaan door een scheuring in de SDAP waarbinnen een groep revolutionaire marxisten zich afscheidde. In 1919 sloot de Communistische Partij zich aan bij de Komintern, de overkoepelende internationale communistische organisatie.

Van 1938 tot 1968 was de stalinist Paul de Groot de leider van de partij die lange tijd sterk onder de invloed van Moskou stond. De CPN was een communistische partij.

In haar beginselprogramma stond onder meer dat het kapitalistisch stelsel vrijwel bankroet was en dat niets de overwinning van de werkers nog kon tegenhouden. De partij streed voor hogere lonen en lagere prijzen, tegen de toenemende macht van monopolies en voor de vernieuwing van de democratie. Zij wees de Nederlandse dekolonisatiepolitiek in Nederlands-Indië af en steunde dienstweigeraars.

De CPN had na de Tweede Wereldoorlog veertig jaar lang (tot 1986) doorlopend enkele zetels in de Eerste en Tweede Kamer, met een hoogtepunt van tien Tweede Kamer zetels in 1946-1948. De partij maakte altijd deel uit van de oppositie

Paul Groot (1899 – 1986)

Paul was de zoon van Jacob de Groot, diamantslijper, en Rachel Sealtiel. Op 28 december 1920 trad hij in het huwelijk met Szajndla Borzykowska, met wie hij een dochter kreeg. Vrouw en dochter werden op 13 november 1942 in Auschwitz-Birkenau vergast. Op 6 november 1951 hertrouwde hij met Eke Bouchina Wilhelmina de Jong. Paul wordt verlegen genoemd, bescheiden. Maar ook een intrigant, een doordrammer, belust op macht. Paul de Groot, leider van de CPN, de Communistische Partij Nederland, van 1938 tot 1977. Bijna 40 jaar heeft hij er de touwtjes in handen. Zijn meest bekende bijnaam: Stalin aan de Amstel. Hij blijft een overtuigd aanhanger van Stalin, ook nadat deze in 1956 de Sovjet-Unie in ongenade is gevallen.

Van Chroesjtsjov moet De Groot weinig hebben, al is hij wel zo slim om zich te blijven verzekeren van steun uit Moskou. Met die steun weet hij ook alle stormen in de CPN te overleven.  In de Koude Oorlog werden communisten vaak gezien als ‘landverraders’, mensen die klaar staan om de Sovjet-Unie te helpen bij een aanval op het kapitalistische Westen. Vele CPN-ers vermoeden terecht dat ze dag en nacht worden afgeluisterd door de BVD, de Binnenlandse Veiligheidsdienst. Het maakt ze voorzichtig in contacten met andersdenkenden. Buiten de communistische familie is er geen leven. Dat hoeft ook niet, want de CPN is meer dan een politieke partij.

Gerben Wagenaar (1912 – 1993)

Gerben Wagenaar had zich in 1953 aangesloten bij de CPN. Tijdens de Tweede Wereldoorlog speelde hij een dusdanige rol in het verzet, dat hij na de bevrijding een ministerschap zonder portefeuille kreeg aangeboden. Wagenaar weigerde en werd naast algemeen secretaris Paul de Groot de tweede man van de CPN.

Hij was fractieleider tot 1952. In 1958 werd hij met enkele medestanders uit de partij gezet wegens oppositie tegen de autoritaire de Groot.

Een greep uit de Buitenlandse politiek

1950

In Korea breekt oorlog uit. Noord Korea valt zonder waarschuwing Zuid-Korea binnen. Bij Inchon in Korea gaan 40.000 militairen van de Verenigde Naties aan land en zorgen voor een ommekeer in de Korea-oorlog.

In oktober vallen Chinese troepen Tibet binnen. In November voegen de Chinese-communistische troepen zich bij de strijdkrachten van Noord Korea.

In december wordt door president Truman (1884 – 1972) van de VS de noodtoestand uitgeroepen i.v.m. de toestand in de wereld (het communisme rukt gevaarlijk op).

1951

Op zaterdag 12 mei 1951 wordt in de buurt van het atol Eniwetok in de Stille Oceaan door de Amerikanen voor het eerst een waterstofbom (H-bom) tot ontploffing gebracht. 

Hier wordt de kiem gelegd voor het verzet tegen atoomwapens.

Desert Rock kernproef

1951 Desert Rock kernproef

Neurenberg

Neurenberg proces

Op 31 januari 1951 verminderde de Geallieerde Hoge Commissaris John McCloy verschillende straffen die uitgesproken ware in het Neurenberg proces.

Van diegenen die ter dood veroordeeld waren, werden slechts 12 doodstraffen uitgevoerd. Elf werden omgezet naar gevangenisstraffen en een persoon werd er uitgeleverd aan België, en een persoon werd er uitgeleverd aan België, waar hij in gevangenschap stierf. In juni worden de laatste doodvonnissen als gevolg van de processen in Neurenberg voltrokken.

1952

In Kenia slaat de Mau Mau om zich heen. Mau Mau is de naam van een guerrillabeweging die tussen 1952 en 1960 actief was in Kenia, en die zich richtte tegen de Britse koloniale overheersing. Een belangrijk onderdeel van de strategie was het zaaien van angst onder de aanzienlijke groep blanke kolonisten door het plegen van gewelddadige overvallen op afgelegen boerderijen en andere ‘zachte doelwitten’. Hierdoor verliet een groot aantal blanken het land.

Dwight D. Eisenhower (1880 – 1969), voormalig opperbevel-hebber der geallieerden tijdens de Tweede Wereldoorlog, wint op 4 november 1952 de presidentsverkiezingen in de VS.

In Oost-Berlijn komen arbeiders in opstand tegen het Communistische bewind.

1953

Op donderdag 5 maart 1953 overlijdt Jozef Stalin. Een staatsman die geen tegenspraak tolereerde. Jozef Stalin (1879 – 1953) was een kwart eeuw dictator van de communistische Sovjet-Unie. Onder zijn bloedige heerschappij werd het land een wereldmacht.

Kenia Mau

1953, Luitenant generaal George Erskine bekijkt operatie tegen de Mau Mau in Kenia

1954

Abdel Nasser (1918 – 1970) wint de machtsstrijd in Egypte.

Bij een actie tegen de Mau Mau wordt meer dan een kwart van de zwarte bevolking van Nairobi in Kenia  opgepakt en in kampen ondergebracht. Tevens wordt het kopstuk van de Mau Mau, Itote, gearresteerd.

1955

Een belangrijke dag voor de Spaanse monarchisten. Op 18 januari 1955 arriveerde per trein uit Lissabon prins Juan Carlos, oudste zoon van Don Juan en kleinzoon van de laatste Spaanse koning, Alfonso XIII. Prins Juan Carlos, wel genoemd als de vermoedelijke troonopvolger keerde naar Spanje terug om er een militaire opleiding te volgen. In 1962 trad hij in het huwelijk met prinses Sophia van Griekenland.

Op 11 mei begon in de Poolse hoofdstad Warschau een conferentie van de Sovjetunie en zeven Oost-Europese landen, welke heeft geleid tot de oprichting door die landen van een Oost-Europese defensie-organisatie.

De Chinese volksrepubliek, toen nog goede maatjes met Rusland, was op de conferentie aanwezig. Generaal Peng Tehloeai, toenmalig minister van defensie, verklaarde onder andere, dat het heldhaftige, zeshonderd miljoen zielen tellende Chinese volk de Oost-Europese landen onverwijld te hulp zou snellen, als zijn door ‘imperialisten’ zouden worden aangevallen.

Oostenrijk wee onafhankelijk. Op 15 mei 1955 vond in het slot Belvédère door de ministers van buitenlandse zaken van de Sovjetunie, Engeland, Frankrijk, de Verenigde Staten en van Oostenrijk zelf, de ondertekening plaats van het staatsverdrag, waardoor Oostenrijk na zeventien jaar bezetting weer een onafhankelijk, soevereine staat werd.

Op dinsdag 5 april 1955 diende sir Winston Churchill (1874 – 1965) bij koningin Elizabeth zijn ontslag in. Hij werd daags daarna in zijn hoge functie opgevolgd door sir Anthony Eden, die tot dan toe minister van buitenlandse zaken was geweest.

Een groot probleem voor de Franse regering was in 1955 ongetwijfeld het internationale aspect van de Algerijnse kwestie. Het succes van de Marokkaanse en Tunesische bevolking bij hun poging hun land vrij te maken van de Franse bevoogding, werkte aanstekelijk op de Algerijnse inheemsen, die steeds driester van hun verzet begonnen blijk te geven. Op 1 april 1955 kondigde de Franse regering de noodtoestand af voor een deel van Algerije voor een bepaalde periode. Het gebied in Algerije waar de opstandelingen de scepter zwaaiden breidde zich steeds verder uit. Eind 1955 hadden de Franse circa tweehonderdduizend militairen in het naar zelfstandigheid strevende rijksdeel in Afrika.

In september kwam er een eind aan het bewind van de Argentijnse president Juan Peron (1895 – 1974). De maanden ervoor en ook reeds in 1954 had de dictator strijd gevoerd tegen de kerk en bepaalde groepen uit vloot en luchtmacht. Tenslotte ontaarde de strijd in een revolutie, die in  de nacht van 15 op 16 september in het zuiden begon.

Op 19 september trad Peron af en vluchtte op een in de haven gelegen Paraguayaans schip. Tot zijn opvolger werd enkel dagen later Eduardo Lonardi benoemd.

1956

Hongarije Protest

nov. 1956 Protestbijeenkomst in Nederland met Romme (rechts) en Vermeer (links) vanwege Russische inval in Hongarije

Een dramatische periode uit de Hongaarse geschiedenis. De jarenlange moeilijkheden bij de wederopbouw van dit, in de Tweede Wereldoorlog zwaar gehavende land, de politieke en culturele knechting en de economische uitbuiting door Rusland, wekten zoveel rancune dat het op 23 oktober 1956 tot een openlijk verzet kwam. Op 1 november trokken Russische troepen in grote getale het land binnen en er ontbrandden, verbitterde gevechten, die meer dan twee weken duurden en waarbij onvoorstelbare schade werd aangericht. Duizenden Hongaren vluchtten met hun gezinnen naar het westen. Velen van hen ontkwamen daardoor aan arrestatie en terechtstelling. Overal in het westen wekte het Russische optreden een golf van verontwaardiging. Pas omstreeks half november keerde de ‘rust’ geleidelijk aan weer terug in Hongarije.

Oprichting E.E.G (Europese Economische Gemeenschap). 25 maart 1956 is een belangrijke dag voor de eenwording van Europa. De ministers van buitenlandse zaken van West-Duitsland, Frankrijk, België, Nederland, Luxemburg en Italië zetten op 25 maart in Rome hun handtekening onder het E.E.G. verdrag.

Inhoud van het verdrag: een nauwere aaneensluiting van de volkeren waarbij de welvaartsbronnen worden gecoördineerd, een bevordering van de  economische en sociale vooruitgang, een verhoging van de levensstandaard en verbetering van de arbeidsvoorwaarden, het wegnemen van internationale handelsbelemmeringen en versterking van de band tussen Europa en de overzeese gebiedsdelen. Het EEG-Verdrag werd op 1 januari 1958 van kracht. Deze landen hadden eerder de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal opgericht.

Het besluit op 18 oktober 1956 van de Arabische Liga tot vergroting van de hulp aan Jordanië was er de oorzaak van dat ook Israël betrokken raakte bij het Suez conflict. Op 29 oktober vielen Israëlische troepen de Egyptische Sinai woestijn binnen. Toen een door Engeland en Frankrijk opgesteld ultimatum  tot staking van de vijandelijkheden door president Nasser werd verworpen, opende de Brits-Franse lucht – en zeestrijdkrachten aanvallen op Egyptische doelen. De gevechten duurden slechts twee dagen, maar pas na de komst van politiemacht van de V.N. trokken de Brits-Franse troepen zich uit Egypte terug.

1957

Onrust in Jordanië. Nadat op 10 april 1957 op last van koning Hoessein de pro-sovjetregering was afgetreden, braken er weldra in Jordanië felle gevechten uit tussen westersgezinde en linkse groeperingen. Op 25 april werd er een nieuwe regering gevormd uit gematigde pro-westerse politici en kondigde de koning de staat van beleg af. Tegen de linkse nationalisten werden strenge maatregelen genomen.

Na 170 jaar koloniaal bewind  werd op 31 augustus 1957 Malakka een onafhankelijke staat binnen het Britse Gemenebest. Staatshoofd van de Maleise Federatie, die uit negen sultanaten bestaat, werd sir Abdoel Rahman.

Op 25 juli werd de Noordafrikaanse staat Tunesië door de wetgevende vergadering uitgeroepen tot republiek. Dat betekende tevens het einde van de 250 jaar oude monarchie.

Tot eerste president werd benoemd Habib Bourguiba (1903 – 2000). Het jaar daarvoor had hij bij de Franse regering volledige zelfstandigheid van zijn land weten te bewerkstelligen.

1958

Nadat reeds in juni Malenkof, Kaganowitsj, Molotof en Sjepilof uit hun partijfuncties waren gestoten en naar afgelegen oorden waren verbannen, verdween op 27 maart 1958 plotseling ook Boelganin van het politieke toneel. Hij werd vervangen door Chroesjtsjov, die daarmee zowel partij- als regeringsleider was geworden. 

We zullen ons niet scheren, voordat we het dictatoriale bewind  van president Batista (1901 – 1973) omver hebben geworpen”, had de Cubaanse rebellen-leider Fidel Castro gezegd.

In april 1958 kondigde de opstandelingen de totale oorlog tegen Batista aan. Eind december ontbrandde bij Santa Clara de beslissende strijd, die op de eenendertigste leidde tot de uittocht van Batista’s aanhangers en op 1 januari 1959 tot de vlucht van de president zelf. 

Charles de Gaulle (1890 – 1970) als redder in nood in de Frans-Algerijnse crisis. Op 15 mei 1958 verbrak De Gaulle na drie jaar zijn stilzwijgen en verklaarde zich bereid de macht in de Franse republiek op zich te nemen. Na de putsch op 13 mei in Algiers van de revolutionairen kreeg hij de wind in de zeilen. Op 2 juni maakte De Gaulle een nieuw kabinet bekend en twee dagen later reeds bracht hij een bezoek aan Algiers waar hij op het Forum een grote rede hield. Niet alleen kondigde hij daarin een referendum over een nieuwe grondwet aan, ook stelde hij algemene verkiezingen in het vooruitzicht.

Bij de verkiezingen op 2 september 1958 werd dr. Henri Verwoerd gekozen tot leider van de Nationale Partij van Zuid-Afrika, dit maakte hem automatisch tot premier van de Unie. Over de apartheidspolitiek zei hij: “De politiek van een gescheiden ontwikkeling wil geluk, zekerheid en stabiliteit voor zowel de Bantoes als voor de blanken, met ieder hun eigen thuis, taal en bestuur.” “Deze politiek” aldus dr. Verwoerd, “is gebaseerd op het beginsel, dat alleen op deze wijze de zwakkeren tegen de sterken beschermd kunnen worden en de minderheid zich veilig zal kunnen voelen.  Dr. Verwoerd kwam op 6 september 1966 bij een moordaanslag om het leven. 

Rood China

De maandenlange beschietingen op het nationalistische eiland Quemoi door de kustbatterijen van communistisch China wekte in het najaar van 1958 overal in de wereld grote onrust. De vrees dat Rood China van plan zou zijn om Formosa te veroveren, met alle risico’s voor de wereldvrede, bleek echter ongegrond. Nadat Amerika Tsjang K’ai-sjek (1887 – 1975) te verstaan had gegeven, dat hij niet op steun hoefde te rekenen bij een eventuele vergeldingsactie tegen het Chinese vasteland, kwam er al snel een einde aan de provocaties. 

1959

 Mao Tse-Toeng (1893 – 1976)

Begin 1959 trad Mao Tse-Toeng af als president van China. Dit riep in de hele wereld vele vragen op. De werkelijke reden hiervoor werd nimmer onthuld maar het was waarschijnlijk geen andere dan dat Mao, die als partijleider zou aanblijven, meer tijd wenste te hebben voor de verdere uitbouw van de leer van Marx en Lenin, waaraan hij een eigen interpretatie gaf die vaak sterk afweek van die van andere communistische theoretici buiten China. 

Dalai Lama (geb. 1935)

De drieëntwintigjarige Dalai Lama (dit is 1578 de veertienden Dalai Lama en zijn naam is Tenzin Gyatso) vluchtte eind maart 1959 uit zijn paleis in Lhasa, de hoofdstad van Tibet naar India waar hem politiek asiel verleend werd. Op een persconferentie verklaarde hij dat vergaande inmenging van Chinese communisten in de binnenlandse en godsdienstige aangelegenheden van zijn land hem hadden gedwongen te vertrekken. Voor China betekende zijn vlucht een ernstige tegenslag daar men had gehoopt de Dalai Lama voor het communistische karretje te kunnen spannen bij het doorvoeren van de nodig geachte hervormingen in Tibet. 

Ceylon

Premier Bandaranaike van Ceylon werd op 25 september 1959 vermoord. De dader was lector aan het college voor inheemse geneeskunde in Colombo. Men vermoedde dat de aanslag een politiek-religieuze achtergrond had. Bandaranaike was zelf boeddhist, maar had geweigerd Ceylon tot een boeddhistische staat te verklaren. Bovendien had hij niet toegestaan dat de westerse geneeskunde in zijn land vervangen werd door de traditionele oosterse geneeswijze.

De kwestie Cyprus

Een ernstig meningsverschil tussen aartsbisschop Makarios (1913 – 1977) van Cyprus en de voormalige leider van het Grieks-Cypriotische, Georgeos Grivas (1898 – 1974),  verzet liep zo hoog op dat de dreiging van een nieuwe golf van terrorisme op het eiland niet denkbeeldig leek. Dit meningsverschil hield verband met de uitvoering van de Londense overeenkomst welke in het voorjaar van 1959 een einde maakten aan  de kwestie Cyprus. Een gesprek tussen Makarios en Grivas ruimde alle misverstanden uit de weg. In het openbaar verzekerde Grivas dat Makarios op zijn loyaliteit kon rekenen en dat hij zich zou distantiëren van de nieuwe geheime organisaties die de extremisten in augustus hadden opgericht.

Zowel in de binnenlandse als buitenlandse politiek was te merken dat er een andere tijd aanbrak. De inzichten veranderden, men zocht meer en meer de dialoog en men probeerde echt te luisteren naar de ideeën en visies van de andere partij. Er stonden nieuwe leiders op waarvan sommige hun best deden en anderen al snel weer van het politieke toneel verdwenen. De komende jaren zou de politiek zich snel aanpassen aan de nieuwe tijd, er was geen weg terug!

Bronnen:

K. Jansma & en M. Schroor  Onze vaderlandse geschiedenis

Het aanzien van vijf jaar 1955/1959

www.parlement.com

www.minaz.nl

www.terugblik

Wikipedia

Terug naar het overzicht van de Jaren 50

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten