Jazz



 

Geschreven door Ilse Steel

(klik op de plaatjes van de artiesten om ze te vergroten)

(klik op de roze tekst van een titel van een lied om dat te horen)

Aan eind van de 19e eeuw/begin 20e eeuw was het “Afrikaanse muzikale erfgoed” overgewaaid naar Amerika. De Afrikanen die als slaven naar Amerika gebracht werden, brachten hun traditionele, sterk ritmische muziek mee. Onder andere in New Orleans zijn daarna verschillende jazzstijlen ontstaan in diverse periodes (lees: jazzstromingen). Hieronder volgen korte omschrijvingen en kenmerken van die specifieke jazzstijlen, zodat er een beeld ontstaat van de geschiedenis van de jazz.

Swing & Mainstream: periode ± 1930 – 1940

Swing en Mainstream worden in deze periode in een adem genoemd omdat de swing een belangrijke schakel is geweest in het ontstaan van de jazz. Mainstream heeft de swingstijl beïnvloed en is later ook een onderdeel van diezelfde swing geworden. Mainstream is letterlijk vertaald een hoofdstroom, verzamelnaam voor de traditionele jazz-stijlen en de wijze waarop daarin wordt gespeeld, meestal uitgevoerd door Big Bands van o.a. Glen Miller, Duke Ellington, Count Basie en Louis Armstrong. Later ook de Big Band van Dizzy Gillespie.

Bebop (& Blues): periode ± 1940 – 1950

Lag bij de swing de nadruk op het collectief,  bij de bebop ligt de nadruk op het individu. Hierdoor ontstond er automatisch meer ruimte om te improviseren met akkoorden. Hoe meer afwisselingen in de akkoorden met dezelfde functies, hoe sterker het vervreemdingseffect was in de opbouw van de solo’s. De blues is apart vermeld omdat de blues in dezelfde periode is ontstaan als de bebop en min of meer ook beïnvloed is door de bebop en daarna vrij snel een eigen weg is ingeslagen.

Cool jazz: periode ± 1950 – 1955

Cool jazz is een jazzstijl die met name onder de blanke musici in New York is ontstaan. Hierbij is emotionele expressie (bijvoorbeeld een blazertoon met vibrato) taboe.

Het kenmerk is de grillige plaatsing van accenten waardoor deze dwars door een organisch bij elkaar horende groep (muziek) maten heenliepen. “Cool” staat voor een aanduiding van een specifiek geluid, in tegenstelling tot “hot” dat een bepaalde stijl aangeeft.

West coast: periode ± 1953 – 1956

West Coast is een gestroomlijnde stijl die in Los Angeles is ontstaan als een mengvorm van bebop, cool jazz en Europese klassieke muziekopvattingen. Vooral de (dwars)fluit deed hier zijn intreden. Deze stijl wordt een rage genoemd, niet alleen door zijn korte tijd van bestaan, maar ook de minimale invloed in de historie van de Jazz.

Hardbop: periode ± 1955 – 1960

Hardbop is van oorsprong een zwarte jazzstijl die in New York en andere Oost-Amerikaanse steden, bijvoorbeeld Detroit en Philadelphia, is ontstaan als een voortzetting van de bebop, maar met een grotere invloed van traditionele zwarte muziekvormen dan blues en gospel. De term “hard” dient opgevat te worden in de zin van stevig, onbuigzaam en direct. Belangrijkste kenmerk hierbij is dat de (muziek)thema’s kunnen bestaan uit twee- of driestemmig geluid (bijvoorbeeld 2 of 3 blaasinstrumenten.) In deze periode is ook de bossa nova (“nieuwe golf”) ontstaan met als basisritme o.a. de Braziliaanse samba in combinatie met jazz.

Free jazz & improvisatie: periode ± 1960 – 1970

In de free jazz, onverbrekelijk verbonden met sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen in de jaren zestig, werd afstand genomen van de traditionele principes als een gestileerde toon op een instrument, het constant tempo en taakverdeling tussen solisten en begeleiders. Deze ontwikkeling naar vrijere (muzikale) spelopvattingen in deze periode is minstens zo belangrijk geweest dan de vernieuwing van de jazz in de jaren veertig. Door vrijere (muzikale) spelopvattingen kreeg de improvisatie steeds meer ruimte binnen de free jazz.

Samenstellingen in de jazz

Standaard

Trio –  piano & contrabas & drums.
Duo –  piano of contrabas & blaasinstrument.
Solo – muzikant & instrument.
Quartet – trio & blaasinstrument.

Quintet – trio & 2 blaasinstrumenten.

Sextet  – trio & 3 blaasinstrumenten.

Group – trio & blaasinstrumenten & gitaar.
Bigband – meestal bestaande uit zo’n 18 muzikanten en een dirigent, onderverdeeld in: Ritme sectie; piano, drums, (contra)bas, (eventueel met percussie) en Blazers (koper) sectie: 3 trombone, 4 trompet, 2 tenorsax, 3 altsax, 1 sopraansax, 1 baritonsax.

Bigband

Bigband is een muzikaal ensemble, vooral geassocieerd met het spelen van jazzmuziek. Bigbands werden bijzonder populair in de dertiger en veertiger jaren van de 20e eeuw tijdens de periode van de swing. Een bigband bestaat gewoonlijk uit ongeveer 12 tot 25 muzikanten en omvat saxofoons, trompetten, trombones en een ritmesectie.

In de geschiedenis van de populaire bands zijn stilistisch twee perioden te onderscheiden. In het midden van de jaren twintig van de 20e eeuw maakten gewoonlijk 10 tot 25 muzikanten deel uit van de bigband. In die tijd werd een milde vorm van jazz gespeeld waar weinig improvisatie aan te pas kwam. Ook werden violen ingezet, maar dat duurde slechts tot de introductie van swing in 1935.

Deze dansmuziek (tot aan de swing) werd gekenmerkt door zoetgevooisde, romantische melodieën. De muzikanten hielden zich aan het vooropgesteld arrangement, en de zangers – gewoonlijk tenors – zongen de melodie zonder improvisatie. Frank Sinatra was een van die tenors wiens carrière op gang kwam dankzij zijn samenwerking met het populaire dansorkest van Tommy Dorsey.

Typische exponenten van deze stijl waren populaire artiesten zoals: Paul Whiteman, Ted Lewis, Harry Reser, Leo Reisman, Abe Lyman, Nat Shilkret, George Olsen, Ben Bernie, Bob Haring, Ben Selvin, Earl Burnett, Gus Arnheim, Henry Halstead, Rudy Vallee, Jean Goldkette, Isham Jones, Roger Wolfe Kahn, Sam Lanin, Vincent Lopez, Ben Pollack, Shep Fields en Fred Waring. Eersteklas muzikanten als Bix Beiderbecke en Frankie Trumbauer kregen bij populaire, commerciële bands zoals het orkest van Paul Whiteman de kans om hun kunnen te tonen.

Dansorkest van Tommy Dorsey 1941

Helen Lewis 1925

Er waren ook “all-girl” bands waaronder “Helen Lewis and Her All-Girl Jazz Syncopators”. Lewis en haar band kwamen samen met anderen voor in Lee De Forests geluidsfilms uit 1925. Helen Lewis en haar band waren in de jaren twintig en dertig zeer populair.

Andere bekende all-girl orkesten waren die van Babe Egan’s “Hollywood redheads”, een band die aangekondigd werd als ‘The Twelve Vampires’ en ‘The Parisian redheads’. 

Hot Five

Meer dan 100 dansorkesten reden in die tijd langs de wegen tussen St. Louis en Denver, Texas en Nebraska, op zoek naar gigs voor een nacht. Voor de muzikanten was het een heel avontuurlijk bestaan. Behalve de grotere bands speelden trouwens ook succesvolle orkesten in een kleinere bezetting, waarvan Louis Armstrong’s ‘Hot Five’ een van de meest populaire was.

Tegen 1930 verscheen een nieuwe vorm van bigband, die meer authentieke jazzmuziek speelde. Er werd nu meer ruimte binnen de muziek gegeven voor geïmproviseerde solopartijen. Deze soort muziek bereikte echter nooit het succes van de bands die romantische melodieën speelden.

De weinige opnames die toen werden gemaakt, droegen het label ‘race record’ en waren bedoeld voor een beperkt publiek. Slechts weinig blanken speelden deze muziek, met uitzondering van muzikanten als Johnny Mercer en Hoagy Carmichael.

De drie belangrijkste centra waar deze muziek werd gespeeld waren New York City, Chicago en Kansas City. In New York overheerste een op arrangementen gebaseerde aanpak, eerst merkbaar in het werk bij Don Redman voor The Fletcher Henderson band, later in het werk van Duke Ellington voor zijn Cotton Club orchestra.

Duke Ellington

Cotton Club Orchestra

Sommige grote bands zoals die van Joe “King” Oliver speelden een tussenvorm van jazz, met arrangementen waar toch plaats werd voorzien voor improvisaties.

Andere bands, zoals die van Luis Russell, verleenden muzikanten met sterallures zoals Louis Armstrong een podium voor hun manier van spelen. In deze gevallen werden de arrangementen opgebouwd rond de begaafde muzikant om zijn of haar mogelijkheden beter te laten uitkomen.

In de jaren dertig was radio voor deze jazzmuzikanten, zoals Benny Goodman (the “Pied Piper of Swing”), een belangrijk medium om opgemerkt te worden. Een ware rage in die tijd waren de ‘battles’ tussen muzikanten; daarbij daagden ze elkaar uit tot het spelen van de beste improvisaties. Beroemd is bijvoorbeeld het duel tussen de stersaxofonisten Coleman Hawkins en Lester Young in 1939.

Coleman Hawkins

Ook battles tussen twee bigbands trokken veel publiek. Bijvoorbeeld de battle in de New Yorkse Savoy Ballroom tussen Chick Webb en Count Basie die plaatsvond op 16 januari 1938. Die avond waren ook Billie Holiday en Ella Fitzgerald van de partij, Basie nodigde Duke Ellington uit achter de piano en uiteindelijk werd besloten tot een ex aequo en dat de strijd op latere datum zou worden voortgezet.

Lester Young

Samenstelling Bigbands

Bigbands zijn gewoonlijk samengesteld uit verschillende secties van meestal 4 a 5 muzikanten:  Ritmesectie: drumstel, basgitaar of contrabas, piano en gitaar. Alhoewel het  de bedoeling is dat de ritmesectie niet boven de andere instrumenten gehoord wordt, is zij essentieel voor de bigband en haar publiek. De ritmesectie wordt meestal de motoraandrijving van de band genoemd, met als belangrijkste taak de band aan “te drijven” in een constant tempo.

De ritmesectie zorgt voor het   grootste deel voor het swing effect van de bigband. Een ritmesectie die niet goed samenspeelt zal niet swingen maar stijf en kil klinken. Als de ritme-instrumenten goed samenspelen wordt er iets bereikt wat in de   elektronica “phase-lock” wordt genoemd, het totaal samen zijn van tempo en fase. In zo’n geval wordt de ritmesectie swingend genoemd.

Piano: Hoewel de piano onderdeel is van de ritmesectie is de bijdrage als ritme-instrument in de praktijk minimaal. De functie van de piano is naast  solo-instrument onder andere het punctueren, accentueren van melodieën en het spelen van tegenmelodieën.

Gitaar: De gitaar is in een bigband een echt ritme-instrument. In een 4/4  maat nummer, speelt de gitarist 4 tellen in iedere maat. De gitarist speelt soms solo, maar meestal wat minder dan de piano.

 Contrabas / Basgitaar: sommigen beweren dat de contrabassist of basgitarist het belangrijkste lid is van de ritmesectie omdat het instrument niet alleen de beat aangeeft maar ook de basis (fundament) van de harmonie van de bigband. Dat is goed te horen en wordt soms ook gevoeld door alle bandleden. De bassist speelt meestal 4 tellen in iedere 4/4 maat, en speelt in bigband-arrangementen vrijwel altijd zonder rust, dit in tegenstelling tot de blazers. Om een goed swinggevoel te krijgen speelt de bassist meestal extreem legato waardoor de noten in elkaar overgaan en een constante pulserende sound ontstaat. In swing stukken wordt staccato basspel meestal vermeden.

Drums: De drummer is ook een belangrijk lid van de ritmesectie. Samen met de bas en gitaar vormt hij de kern van de ritme-tijdmachine. In bigbandmuziek speelt de drummer gewoonlijk de basdrum heel lichtjes om zelf in de maat te blijven en om niet te interfereren met de bassist. De  belangrijkste onderdelen zijn de snaardrum, hi-hat en ride cimbaal. Tijdens een drumsolo gebruikt de drummer het hele arsenaal van zijn drumstel.

Trompetsectie: 1e t/m 4e trompet (soms 5 trompetten). De sectieleider (lead trumpet) speelt de hoogste noten. Als de hele band hetzelfde ritme speelt,  geeft de lead trompet voor de hele bigband de frasering en articulatie aan. De  tweede trompettist speelt doorgaans de sologedeeltes.

Saxofoonsectie: 1 baritonsaxofoon, 2x tenorsaxofoon en 2x altsaxofoon.

De eerste altsaxofoon is altijd de leider van deze sectie. De sectie-leider geeft de  frasering en het volume aan. Omdat saxofoon spelen minder inspannend is dan trompet en trombone komt deze sectie vaak “aan bod” in de meeste bigband-arrangementen. Het is niet ongebruikelijk voor de saxofonisten om te “dubbelen” op andere houtblaasinstrumenten zoals fluit en basklarinet.

Trombonesectie: 1e t/m 4e trombone. 1 bastrombone en 3 tenortrombones. De trombones zijn wat lager van klank dan de trompetten. De trompet en trombonesectie wordt ook wel de brass sectie genoemd. Soms is er ook een zanger of zangeres, die de melodiepartij zingt. Bij afwezigheid van zang wordt dit door de instrumenten uit het orkest gedaan.

Muziekstijlen

Tegenwoordig heeft de benaming bigband meer met de bezetting te maken dan met de muziekstijl die men erin speelt. Bigbands van nu spelen niet alleen jazzmuziek (denk aan de Glenn Miller Big Band), maar ook populaire muziek, die speciaal voor hen gearrangeerd werd.

Bigbandleiders

In de dertiger en veertiger jaren kenden bigbands veel succes. Ook tijdens en na de oorlog bleven velen van hen opwindende dansmuziek maken. Vaak ontleenden ze hun naam aan de orkestleider, omdat diens naam de meeste bekendheid genoot.

De leider speelde zelf gewoonlijk piano, verzorgde vaak de arrangementen of schreef zelf nieuwe nummers.

Een aantal grote namen uit de bigband wereld:

Tommy Dorsey Big band

Count Basie – CB-band

John Dankworth

Duke Ellington

Glenn Miller

Benny Goodman Big band

James Last

Max Greger

Bert Kaempfert

Count Basie

Glen Miller

Benny Goodman

Jazz zangeressen

Billie Holiday

(1915-1959)

Billie Holiday, bijgenaamd “Lady Day”, werkelijke naam: Eleanora Fagan Gough, wordt algemeen beschouwd als één van de belangrijkste en meest invloedrijke Amerikaanse jazz zangeressen van haar tijd. Holiday werd bekend doordat ze een voor die tijd ongekende eigen stijl had. Ze zong niet op de gebruikelijke zoetsappige, keurige manier en had daardoor een grote invloed op zangeressen na haar. Holiday legde vaak accenten na de tel, waardoor de liedjes die ze zong een swingend en dramatisch karakter kregen. Het gebruik van onverwachte tonen zijn kenmerkend voor haar stijl, net als de uithalen aan het einde van een lied.

Ella Fitzgerald

(1917-1996)

Ella Fitzgerald wordt beschouwd als één van de grootste jazz-zangeressen ooit. Ze werd dan ook ‘The First Lady of Song’ genoemd en won dertien Grammy Awards. Haar stem had een groot bereik van drie octaven, een duidelijke uitspraak en leende zich bovendien prima voor scatzang. De enige kritiek die men wel eens heeft is dat haar zang zich eigenlijk niet leende voor het wat minder opgewekte repertoire.

Rita Reys

(geboren 1924)

Rita Reys, 1924 is Nederlands belangrijkste jazz zangeres. Rita Reys is sinds 1960 officieel Europa’s ‘First Lady of Jazz’. Ze maakte tientallen platen en CD’s en trad op met onder meer Jimmy Smith, Art Blakey’s Jazzmessengers, Dizzy Gillespie, Johnny Griffin, Stan Getz, Lester Young, Scott Hamilton, Zoot Sims en Milt Hinton.  Ze won onder andere de ‘Bird Award’ en de ‘American Songbook Award’. Sinds 1980 is Reys ereburger van New Orleans. Reys werd zesmaal onderscheiden met een Edison Music Award: voor haar LP’s.

Dinah Washington

(1924-1963)

Dinah Washington, geboren als Ruth Lee Jones, was een Amerikaans blues-, R&B- en jazz zangeres. In 1942 begon ze met optreden in de nachtclub Garrick Stage Bar. Niet lang daarna voegde ze zich bij de band van Lionel Hampton.

In 1943 begon ze platen op te nemen voor Keynote Records en bracht ze “Evil Gal Blues” uit, haar eerste hit. In 1955 had ze al een lange reeks hits op haar naam staan. Ook nam ze enkele jazzplaten op met verscheidene jazzmuzikanten, waarvan “Dinah Jams” uit 1955 met Clifford Brown de bekendste is.

Sarah Vaughan

(1924-1990)

Sarah Louise Vaughan, was een Amerikaanse jazz zangeres die samen met Billie Holiday en Ella Fitzgerald tot de grootsten in haar genre wordt gerekend.

Haar deelname aan talentenjachten trok de aandacht van Earl Hines bij wiens big band ze begin jaren 40 van de vorige eeuw zangeres werd. Al snel ging ze werken met Billy Eckstine. Eckstine en Vaughan werkten vervolgens enige tijd samen met Dizzy Gillespie en Art Blakey maar in 1945 ging Vaughan solo optreden. Bekende nummers uit die periode zijn “Tenderly“, “Lover man” en “It’s Magic”.

Eartha Kitt

(1927-2008)

Eartha Mae Kitt was een Amerikaanse actrice en jazz zangeres. Kitt was in haar beginjaren vooral actief in het cabaret. 

Ze maakte haar filmdebuut in 1948. Orson Welles gaf Kitt haar eerste hoofdrol in zijn productie van Christopher Marlowe’s toneelstuk “The Tragical History of Doctor Faustus” (1950). In Hollywood debuteerde Kitt als tegenspeelster van Sidney Poitier in de film “The Mark of the Hawk” (1958). Ze was in meer dan 30 films te zien, waaronder  de documentaire “All By Myself: the Eartha Kitt Story” (1983).

Als zangeres had Kitt in de jaren vijftig en zestig een aantal hits, waaronder “Santa Baby“, “Let’s Do It“, “C’est Si Bon“, “Just an Old Fashioned Girl“, “Monotonous“, “Love for Sale“, “I’d Rather Be Burned as a Witch”, “Usku Dara“, “Mink, Schmink” en “Under the Bridges of Paris“. Haar debuut-LP “RCA Victor Presents Eartha Kitt” (1953) stond in de top vijf in de Amerikaanse albumlijsten.

Cleo Laine

(geboren 1927)

Cleo Laine, geboren als: Clementina Dinah Campbell is een Brits jazz zangeres en actrice. Cleo Laine werd geboren als dochter van een zwarte Jamaicaanse vader en een blanke Engelse moeder die haar al op jonge leeftijd naar zang- en danslessen stuurde.

Cleo werkte onder andere als kapster en bibliothecaresse, trouwde en kreeg een zoon. Het huwelijk hield geen stand Ze deed een succesvolle auditie bij John Dankworth, werd aangenomen en ging bij de Dankworthband optreden.

Laine is sinds 1958 getrouwd met jazzcomponist, saxofonist, klarinettist en Big-bandleider John Dankworth

Betty Carter

(1930-1998)

Betty Carter, geboren als Lillie Mae Jones Flint, was een Amerikaanse jazz zangeres. Ze gebruikte haar stem als een instrument: als ze zong, improviseerde ze zoals een jazz musicus op zijn saxofoon of trompet. Ze ontwikkelde een eigen stijl, waarin ze het avontuur niet uit de weg ging en wordt algemeen beschouwd als een van de grootste jazz zangeressen van de tweede helft van de twintigste eeuw.

Carter groeide op in Detroit. Haar vader, James Jones, leidde een kerkkoor en haar moeder, Bessie, was een religieuze vrouw die jazz als muziek van de duivel beschouwde. Moeder Carter zou haar dochter nooit horen zingen. In 1994 trad ze op voor Bill Clinton in het Witte Huis. Van dezelfde president kreeg ze in 1997 de National Medal of Arts uitgereikt. Betty Carter overleed op 68-jarige leeftijd aan alvleesklierkanker.

Jazz zangers

Jimmy Rushing

(1901–1972)

James Andrew “Jimmy” Rushing was een Amerikaanse blues- en swing jazz zanger uit de bigband periode. Hij werd vooral bekend als de vaste vocalist bij het orkest van Count Basie. Zijn bijnaam was “Mister Five By Five”, een toespeling op zijn korte, gedrongen gestalte.

Rushing werkte  als zanger bij Walter Page’s Blue Devils. Met deze band maakte hij zijn eerste opname in Kansas City in 1929: “Blue Devil Blues”. Samen met Page en Count Basie sloot Rushing zich nadien aan bij het orkest van Bennie Moten.

Na de dood van Moten in 1935 nam Basie de leiding van het orkest over. Jimmy Rushing bleef bij het Count Basie Orchestra tot in 1948. Bekende opnamen van hem uit die periode zijn o.a. “Sent For You Yesterday” en “Here You Come Today”, “I’m Gonna Move to the Outskirts of Town“, “Harvard Blues”, “Good Morning Blues” en “Goin’ to Chicago Blues“. Na de Basie-periode stopte hij even met optreden, maar van 1950 tot 1952 vormde hij een eigen groep en daarna bouwde hij verder een succesvolle carrière uit, als soloartiest en als gastzanger bij andere orkesten, waaronder die van Duke Ellington, Benny Goodman, Eddie Condon en Bluck Clayton.

Cab Calloway

(1907-1994)

Cab Calloway was een legendarische jazz zanger en orkestleider. Cab Calloway was in 1933 met zijn huisband de vervanger van Duke Ellington in The Cotton Club. Hij toerde met zijn zwarte band al in 1934 door Europa, speelde in films en theaterproducties, o.a in Gershwin’s Porgy and Bess met de rol van Sportin’ Life. Hij stond bekend om zijn excentrieke manier van scat-zang en werd ook wel de ‘hi-de-ho man, genoemd. Bekende hits zijn “Minnie the Moocher” en “Lady with the fan“. Als getalenteerd showman plaveit Cab Calloway met zijn geraffineerde muzikale instinct de weg voor grootheden uit de Jazzmuziek als Dizzy Gillespie, Doc Cheatham en Milt Hinton.

Nat King Cole

(1919-1965)

Nat King Cole werd geboren in Montgomery als Nathaniel Adams Coles. Hij was Amerikaans jazz zanger, pianist en songwriter.

Nat King Cole wordt algemeen beschouwd als de beste mannelijke vocale jazz- en balladvertolker van de jaren ‘50 en ‘60. In 1943 neemt hij het nummer “Straighten Up and Fly Right” op, dat z’n eerste nationale hitsong wordt. Het nummer is gebaseerd op één van z’n vaders preken en op een bekend zwart volksverhaal. Cole wordt door zijn trio-opnamen als één van de groten uit de jazzwereld beschouwd.

Vanaf 1945 besluit Nat zijn bijzondere stem ook buiten de jazz te laten horen. Hij ontwikkelt zich meer en meer als jazz-balladzanger. Zijn herkenbare stem zorgt voor een miljoenenomzet bij platenmaatschappij Capitol. Cole is de superstar van de jaren vijftig. Nat King Cole overlijdt begin ’65 in het St. John’s Hospital in Santa Monica (Californië).

Ray Charles

(1930-2004)

Ray Charles Robinson, zanger en pianist. Ray Charles heeft altijd geweigerd zich te binden aan een bepaalde muziekstijl. Hij was evenzeer thuis in jazz en rhythm and blues als in country en gospel. Later begon hij de verschillende muziekstromingen te combineren en ontwikkelde hij zijn eigen stijl: zijn eigen soul.

In de jaren vijftig ontwikkelde hij deze muziek verder door de introductie van elementen uit de kerkelijke gospelmuziek welke laatste onder meer wordt gekenmerkt door een prominente rol van het vrouwenkoor.

Zo stond Ray Charles, meestal begeleid door een groep zangeressen (de Raelettes), aan de wieg van de soul met nummers als “I got a woman“, “The night time is the right time” en “What’d I say“. Legendarisch is de uitvoering van laatstgenoemd nummer tijdens een openluchtconcert in Atlanta, Georgia in 1959. Dat optreden was een hoogtepunt in zijn loopbaan. Ray Charles stierf op 10 juni 2004 op 73-jarige leeftijd, tengevolge van leverkanker, in zijn huis te Beverly Hills, Californië.

Jazz musici

Louis Armstrong

(1901-1971)

Louis Daniel Armstrong werd geboren op 4 augustus 1901 in New Orleans. Hij was een Amerikaans jazz-trompettist, -zanger en entertainer. Zijn talenten als instrumentaal virtuoos omvatten een unieke, eigen stijl van spelen en een buitengewoon talent voor melodieke improvisatie. Als neveneffect van zijn talent ontwikkelt de trompet zich tot solo-instrument binnen de jazz. In zijn vroege jaren was Louis Armstrong het bekendst om zijn meesterschap op cornet en trompet. Het summum van zijn trompetwerk uit zijn vroege jaren is te horen op zijn Hot Five en Hot Seven platen.  Louis Armstrong overlijdt op 6 juli, 1971. “What a wonderful world

Art Blakey

(1919-1990)

Arthur Blakey was een van de grootste Amerikaanse jazz-drummers en een van de invloedrijkste jazzmuzikanten. Blakey is met Kenny Clarke en Max Roach de uitvinder van de bebop-drumstijl. Blakey was echter niet alleen een drummer, hij stond ook te boek als een groot  bandleider. In de jaren ’40 begon hij als drummer van verscheidende bands ervaring op te doen in het jazzwereldje. In die jaren bekeerde hij zich tot de Islam en nam de naam Abdullah Ibn Buhaina aan. Eind jaren ’40 en begin jaren ’50 drumde hij onder meer bij Miles Davis, Bud Powell en Thelonious Monk.

Al snel begon hij zijn eigen bands te formeren, waaruit uiteindelijk de samen met Horace Silver opgerichte band The Jazz Messengers voortkwam. The Jazz Messengers meer dan 30 jaar lang maakte Blakey albums en trad hij op met zijn band The Jazz Messengers’. In 1956 nam Art Blakey met zijn Jazz Messengers een elpee op met de Nederlandse jazz zangeres Rita Reys, iets wat in Nederland alle kranten haalde. Arthur Blakey overleed in 1990 in New York. Hij had zijn stempel gedrukt op de jazzmuziek en liet een indrukwekkende lijst van muzikale hoogtepunten na.

Dave Brubeck

(geboren 1920)

Dave Brubeck Quartet 1950

Dave Brubeck is een Amerikaans jazzpianist en componist. Dave Brubeck studeerde compositie bij Darius Milhaud. Zijn bekendste groep was het “Dave Brubeck Quartet” met saxofonist Paul Desmond (1924-1977), opgericht in 1951. Brubeck experimenteerde met ongebruikelijke maatsoorten in de jazz. Zijn bekendste opname is “Take Five” (1959), een compositie van Paul Desmond in 5/4-maat. Zijn tweede bekendste nummer is “Unsquare Dance“, dat bekent staat omdat het nummer in 7/8-maat is geschreven. Een ander bekend nummer is “Blue Rondo a la Turk“. “Dave Brubeck is de enige die het heeft begrepen”, heeft een beroemde zwarte jazztrompettist eens gezegd.

Brubeck begreep al vroeg in zijn carrière dat hij een ander soort jazz moest creëren om zich te onderscheiden van de uitvinders van deze unieke muziek. Door onder andere gebruik te maken van Europese maatsoorten en zijn daarop gebaseerde eigenzinnige composities, ontwikkelde hij een eigen uniek jazzconcept.

Europese jazz musici hebben tot op heden weinig gebruik gemaakt van de eigen oorspronkelijke maatsoorten en het perspectief zichzelf daarmee herkenbaar te maken. Voorlopig hebben alleen Toots Thielemans met “Bluesette” en Joe Vanenkhuizen met zijn composities in driekwartsmaat het inzicht van Dave Brubeck op de juiste waarde weten te schatten en een herkenbare vorm van Europese jazz ontwikkeld.

Toots Thielemans

(geboren 1922)

Jean Baptiste Frédéric Isidor (Toots) baron Thielemans is een Belgisch jazzmuzikant. Thielemans speelde al vanaf zijn derde jaar accordeon. Op zijn 17e ontdekte hij de mondharmonica; daarnaast speelt hij gitaar. In 1951 maakte hij als gitarist deel uit van de begeleidingsband van Bobbejaan Schoepen. In 1952 emigreerde hij naar de Verenigde Staten, waar hij in de band van Charlie Parker en het kwintet van George Shearing speelde. Thielemans werd tijdens de Duitse bezetting gegrepen door de jazz, en wordt door velen als een van de grootste jazzmusici gezien.

Hij heeft samengewerkt met onder anderen Benny Goodman, Ella Fitzgerald, Quincy Jones, Bill Evans, Jaco Pastorius, Pat Metheny, Billy Joel en Paul Simon. Onderscheidingen: De musicus is in 2001 door Koning Albert II tot baron verheven. Aan Thielemans werd een hoge Amerikaanse onderscheiding, de National Endowment for the Arts de NEA Jazz Master 2009 toegekend. Op 11 augustus 2009 wint Thielemans tevens de Concertgebouw Jazz Award.

Miles Davis

(1926-1991)

Miles Davis was een Amerikaans jazzcomponist, trompettist en multi-instrumentalist. Hij wordt door velen beschouwd als een van de invloedrijkste, vernieuwendste en origineelste muzikanten van de twintigste eeuw. Miles Davis heeft, naast Louis Armstrong, Duke Ellington en John Coltrane, een grote rol gespeeld in de geschiedenis van de jazz. Weinig critici zouden hem het predicaat genie onthouden. Hij speelde verschillende stijlen, waaronder bop, cool jazz, modale jazz en jazzrockfusion. Miles was een spil in de ontwikkeling in de laatstgenoemde drie stijlen.

Als gevolg hiervan werd Miles ook wel ’the Picasso of jazz ‘genoemd. De stijl van Miles Davis is zeer herkenbaar en origineel en oefent tot op heden een grote invloed uit op vele jazzmusici. Op een groot deel van zijn opnames gebruikte Miles een harmon mute (een type demper) waarmee hij het typische timbre creëerde wat voor de rest van zijn carrière direct geassocieerd zou blijven met Davis. Ook zijn klank en speelstijl zonder deze mute is zeer herkenbaar o.a. door de typische afbuigingen aan het begin of eind van de tonen en de ingehouden lyrische speelstijl met lange stiltes tussen de melodische frasen.

Chet Baker

(1929-1988)

Chet Henry Baker, Jr. was een Amerikaans trompettist en zanger. Chet Baker heeft als kenmerk de zachte melancholieke toon die hij in zijn zang en spel op dezelfde manier gebruikt: “hij zingt zoals hij speelt”. Hij is een exponent van de cool jazzschool van de Amerikaanse Westkust in de jaren vijftig. 

Door zijn overmatig drugsgebruik, vroege dood, en charismatische uitstraling staat Baker ook bekend als “mooie jongen met wie het verkeerd afliep”.

Uiteindelijk valt hij in de nacht van donderdag 12 op vrijdag 13 mei 1988, waarschijnlijk onder invloed van drugs, uit een raam van hotel Prins Hendrik op de Prins Hendrikkade 55, nabij de hoek van de Warmoesstraat met de Zeedijk, te Amsterdam. Hij overleeft zijn val niet.

        

Twee beroemde jazzclubs in Amerika

De “Cotton club” was een beroemde  nachtclub in New York City. In 1920 opende de zwaargewicht bokser Jack Johnson zijn Club de Luxe. Owney Madden, een prominent ganster en dranksmokkelaar nam de club in 1923 over en veranderde de naam in Cotton Club. In 1940 werd de club voorgoed gesloten onder druk van hogere huren, veranderde smaak en een federaal onderzoek naar belastingontduiking door Manhatten nachtclubeigenaren. In de club traden vele beroemde entertainers op waaronder: Cab Calloway, Duke Ellington, Count Basie, Louis Armstrong, Nat King Cole, en Billie Holiday. New York staat bekend als de bakermat van de jazz. In de Cotton Club, een clandestiene gelegenheid in West 52nd Street, brachten musici deze muzieksoort voor het eerst ten gehore.

De “Black & Tan Jazzclub” was een beroemde toonaangevende nachtclub gevestigd in Seattle, Washington. Behoorde vanaf  1922 tot 1966 tot de beste jazz-clubs in Amerika.

Bronnen:

Jazz-encyclopedie

Spectrum encyclopedie

Jazzarchief

Jazzinstituut

Wikipedia

Kranten-archief

Links:

www.jazzinstitut.de

www.allaboutjazz.com

www.jazzarchief.nl

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten