Aan de oever van de Schelde
Zat, verscholen in het riet,
Ene kikker met zijn moeder,
Maar zijn vader was er niet.
Ziet ge daar, zo sprak de moeder,
Ziet ge daar dien ooievaar
’t Is de moordenaar van vader,
Hij vrat hem op, met huid en haar.
Godverdom, zo zei die kleine,
Heeft die smeerlap dat gedaan,
Als ik groot en sterk zal wezen,
Ik zal hem op zijn bakkes slaan.
Vele jaren zijn verstreken,
En die kikker is al dood,
Maar dien ooievaar, die leeft nog,
En zijn bakkes zien nog rood.
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.