Op een dag, dat ik zag met een zonnige lach
’t Was een meisje in één woord een schat
‘k Sprak haar aan, zij bleef staan
Keek mij aan, heel ontdaan
En ik vroeg woont U hier in de stad
Bent U vrij, dan gaan wij, allebei
Zo tesamen een wandeling doen
Ach meneer sprak zij weer ik ga mee wat een eer
‘k Vroeg haar naam en zij spelde mij toe
Alida K-a-p-i-t-t-e-l-s-t-o-k-k-ie- v-a-n- K-a-n-d-ij
Alida Kapittelstokkie van Kandij
Alida sprak ik dra wil je worden mijn ga
Want je naam is als suiker zo zoet
Nu ik weet hoe je heet want ik zweet
Als je naam nog eens uitspreken moet
In’t café heel tevree, zaten wij met z’n twee
En zij spelde haar naam nog eens voor
Om haar mond, o zo rond en zo fris en gezond
Klonk het mij als muziek in het oor
Alida K-a-p-i-t-t-e-l-s-t-o-k-k-ie- v-a-n K-a-n-d-ij
Alida Kapittelstokkie van Kandij
Op ’t stadhuis was ’t een kruis
’t Was zo stil als een muis
Toen wij ons verbonden ter trouw
En die heer vroeg maar weer voor de dertiende keer
Kom zeg mij nu de naam van Uw vrouw
Ik vergat, ’t is toch wat, steeds de naam van mijn schat
En ze schreven maar aldoor verkeerd
En daarna heel ontdaan weer van voren af aan
En zodoende heb ik het geleerd
Alida K-a-p-i-t-t-e-l-s-t-o-k-k-ie v-a-n- K-a-n-d-ij
Alida Kapittelstokkie van Kandij
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.