Home / Liedjes / Bekentenis

Bekentenis



Ik wou dat ik lachen kon
Wanneer m’n man iets heeft misdreven.
Dat ik niet altijd wat verzon
Om hem toch maar te vergeven.
Dan zou ik onverschillig doen
Alsof hij mij niets meer kon schelen,
Alsof zijn aardige gezoen,
Me nu verschrikk’lijk gaat vervelen.
Ik wou dat ik niet lachen kon
Wanneer m’n man iets komt belooven.
Dat ik niet altijd wat verzon
Om hem maar,
Om hem maar weer te gelooven.

Ik wou dat ik niet denken kon
Wanneer m’n man me heeft verlaten.
Dat ik niet altijd weer begon
Om van hem te willen praten.
Dan was ik niet zoo ongerust,
Dan zat ik nooit weer stil te treuren,
Of hij door and’ren werd gekust
Of wat er met hem zou gebeuren.
Ik wou dat ik niet denken kon,
Dat ik niet veel te veel wou weten,
Dat ik m’n twijfel overwon,
Of hij mij,
Of hij mij soms weer heeft vergeten.

Ik wou dat ik niet blozen kon
Wanneer m’n man ’n zoent komt vragen.
Dat ik m’n lust dan overwon
Om hem altijd te behagen.
Dan kon ik zeggen wat ik voel
Hoeveel ik wel van hem kan houwen,
Wat of ik met ’n zoen bedoel
En hoe hij op me kan vertrouwen.
Ik wou dat ik niet blozen kon
Wanneer m’n man m’n hart doet beven,
Omdat ik dan ’n zoen verzon,
Die ik hem,
Die ik hem maar alleen kan geven.

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten