
Bergen gaan wij beklimmen,
Tot op de verste top!
Opwaarts naar de kimmen,
Hoger en hoger op!
Luist’ren vanwaar de stormwind bruist,
Kijken wat achter de bergen huist.
Wat is de wereld wijd,
Wat is de wereld wijd.
Schuimende waat’ren ontspringen,
Stromen naar ’t diepe dal.
Hoor ze bruisen en zingen,
Klateren overal!
Koel is het water, dat spuit uit de bron,
Heerlijk het strelen en koesteren der zon.
Wat is de wereld wijd,
Wat is de wereld wijd.
Stijgt er uit diepe dalen,
Statig en stil de nacht.
Brengen manestralen,
Elfen en dwergen zacht.
Dempt nu de schreden,
De stappen in ’t bos,
Vleien w’ ons neder en rusten in ’t mos.
Wat is de wereld wijd,
Wat is de wereld wijd.