Ik liep ’s avonds laat op de straat,
Toen een dame mij hield aan de praat.
Lachend keek zij mij aan,
Vroeg of ik mee wou gaan,
En gaf daarbij te verstaan:
Refrein
Ga je mee, ga je mee,
Ik heb thuis een Canapé,
Daarop gaan wij zitten met ons twee
En dan zet ik een kopje thee.
Heel gedwee, ging ik mee,
En ik sprak: ‘O schone fee,
Ik zit graag op een Canapé,
En ik ben stapeldol op thee.’
Spoedig waren wij saâm, aangenaam,
Bij haar thuis aangeland, heel voornaam.
Zij sprak: Hier is mijn huis,
Doe maar of je bent thuis,
Maar maak alsjeblieft geen gedruisch.’
Refrein
Heel gedwee ging ik mee,
Zitten op haar Canapé,
In plaats van thee, o heerejé,
Bracht ze een flesch Champagne mee.
En tevreden sprak die fee:
”k Heb helaas geen kruimel thee,
Nu doen we ’t in Godsnaam hier maar mee.
Pagne is nog beter dan thee.’
Daarop zong ze een wals, zacht en mals,
En haar armen sloeg zij om mijn hals.
En ze fluisterde toen:
‘Geef me nou maar een zoen,
Zeg geef ‘m nou maar van katoen.’
Refrein:
Ik werd wee, het valt niet mee,
Vrijen op een Canapé.
De flesch was uit, o heerejé,
Dadelijk bracht ze nummer twee.
Ik zei: ‘Nee lieve fee,
Ik heb liever een kopje thee.’
‘Wees niet zo vervelend met je thee,
Laat mij op de Canapé.’
Toen bracht die prinses, flesch op flesch,
En het werd toen precies nummer zes.
En ze sprak: ‘Wat een strop,
De Champagne is op.’
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.