Daar was eens ’n arme meid,
die wou gaan draaien en pierewaaien.
Daar was eens ’n arme meid,
die wel eens graag een hoed op heit!
’t Ouwe moertje lag in ’t graf,
onder de kluiten tranen met tuiten.
’t Ouwe moertje lag in ’t graf
en daar wist niemand meer wat van af.
En toen ging ze naar de stad,
onder de bomen liep ze te dromen.
En toen ging ze naar de stad,
’t was voor die arme meid al heel wat.
Maar ze had geen daalder meer,
om te verteren och Lieve Heere.
Maar ze had geen daalder meer,
“Meisje wat doe je?” vroeg toen een meneer.
“Ach meneer ‘k ben zoo alleen,
eenzaam verlaten loop ik door de straten.
Ach meneer ‘k ben zoo alleen,
‘k zou wel wat lopen, maar ik weet niet waarheen.”
“Ga dan met me mee in huis”
zei ’t meneertje voor een keertje.
“Ga dan met me mee in huis,
onder de boomen daar is ’t niet pluis.”
Z’ is toen met ‘m meegegaan
Ze kreeg er een ruiker en klare met suiker.
Z’ is toen met ‘m meegegaan.
D’ arme meid was gauw naar de maan.
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.