
Lieve Tante, goeiemorgen,
Heeft u al mijn brief geleest?
Gist’ren ben ik met m’n Mammie
Naar de bioscoop geweest.
Bioscoopen dat zijn dingen
Die zoo gaan op ’n gordijn,
Als u hier komt, gaan we kijken,
Maar u hoeft niet bang te zijn.
’t Eerste dat was van ’n dame
En toen kwam er nog ’n man,
En die zoenden toen elkander
En toen kwam er iemand an.
Maar die gaf die dame stompen
En toen viel ze in de sloot,
Maar toen klapten al de menschen
Want toen was die dame dood.
En toen zag je weer soldaten,
Maar die deden toch zo raar,
Want die vielen van de bergen
En toen schoten ze elkaar.
En toen kwamen er weer paarden
En die joegen ze toen vort.
Maar waar blijven die soldaten
Als ’t dan weer donker wordt.
En toen kwam er weer ’n jongen,
Die z’n hond was doodgegaan,
Maar toen keek-tie naar den hemel
En daar zag ie ‘m weer staan.
Als u dood bent, lieve Tante,
Weet u wat ik dan maar hoop,
Dat ik ook naar u kan kijken
Op die mooie bioscoop.