Wanneer de klok mij ’s morgens vroeg komt wekken
Dan spring ik uit mijne legerstee met spoed
Ik kleed mij aan om ’t lichaam te bedekken
Ik neem mijn kiel, die staat mij toch zo goed
Steeds welgezind begeef ik mij aan ’t werken
Ik ben altijd verheugd en welgemoed
In rijke kleren vind ik geen behagen
Mijn blauwe kiel die staat mij toch zo goed
Als werkman ben ik op aard geboren
Mijn zweet alleen verschaft mij veel geluk
Geen rijke pracht kan immer mij bekoren
Mijn blauwe kiel verdrijft al mijnen druk
Mijn hart is niet verlekkerd op kastelen
’t Is mij gelijk al wat de rijke doet
Mijn werk kan steeds mijn harte strelen
Mijn blauwe kiel dat staat de werkman goed
De week is uit, ik heb mijn loon ontvangen
Ik loop naar huis mijn vrouwtje wacht op mij
Zij drukt een kus mij zachtjes op de wangen
Geen mens op aard heeft meer geluk dan wij
Dan mag ik ook een smakelijk pintje drinken
Ik kleed mij aan mijn beste jas en hoed
Maar ’s anderendaags herneem ik vol van vreugde
Mijn blauwe kiel die staat mij toch zo goed
Een werkmanszoon is in het lot gevallen
Ziet hij vertrekt zijn pakje in de hand
Hij wordt soldaat, hij wil zich goed gedragen
Van korporaal word hij welhaast sergeant
Als officier ziet men hem wederkomen
Het is al lof en eer dat men hem aandoet
Voor hij vertrok droeg hij nooit andere kleren
Dan zijnen kiel die staat de werkman goed
De blauwe kiel bestaat reeds lange jaren
Hij is ’t sieraad van gans ’t werkersgeslacht
Men ziet hem ook kunstenaren dragen
De kiel verbergt veeltijds een scherp gedacht
Rubens, Van Dijk en dergelijke namen
Als kunstenaars bekend van Belgenbloed
Welk was hun kleed om meesterstuks te maken?
’t Was eenen kiel die staat de werkman goed
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.