De boom stond op de bergen, jongens wat een boom was dat,
En de boom stond op de bergen en bloeide o, zoo schoon!
En aan dien boom daar zat een tak, een lollige tak, een mollige tak,
jongens! Wat een tak was dat. En de tak aan den boom en:
de boom stond op de bergen….. enz.
(Achtereenvolgens: twijg, blad, poot, luis, haar, krul, punt toevoegen)
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.