Home / Liedjes / De drie ruitertjes

De drie ruitertjes


Toen ik op Neêrlands bergje stond,
Keek ik er het zeegat in.
Daar zag ik een scheepje zeilen,
Daar zaten drie ruitertjes in.
Een van de drie was naar m’n zin. } bis
Het allerliefste ruitertje,
Dat in dat scheepje zat,
Dat bood er mij iets te drinken,
’t Was koele wijn uit het vat.
’t Was van de beste die hij bezat. } bis.

Ik zette ’t glaasje aan mijn mond,
En dronk het lustig uit.
Ik sprak er mijn allerliefst ruitertje,
Hier hebt gij een trouwring van mij
En die trouwring schenk ik jou. } bis

Wat zal ik met die trouwring doen,
Wat zal ik daarmee doen.
Gij zijt er een zedeloos dienstmaagd,
En ik een gravenzoon.
En wat zal ik daarmee doen. } bis

’t is goed als gij ‘m niet hebben wilt,
’t is goed er zijn er nog meer.
Dan ga ik het klooster dienen.
Daar dien ik den lieve Heer.
En dan ziet je mij nooit meer. } bis.

Toen ’t nonnetje halverwege was,
Haar vader en moeder was dood.
Er was geen rijker nonnetje,
Op Nederlands berg zo groot.
Ja, haar vader en moeder was dood. } bis.

Toen ’t ruitertje dat ter ore kwam,
Was ’t knecht, kom zadel mijn paard.
Dan ga ik naar ’t klooster rijden,
Dat is mij een kansje waard.
Ja, kom knecht, kom zadel mijn paard. } bis

(intermezzo)
Afijn,
Het ruitertje komt an ’t klooster,
Mae het nonnetje wil t’em nie zie.
En ie oor zo donders kwaed
Da’t ele klooster in de brand steekt.
En dan…
Komt het nonnetje ni buten,
Ze stroopt der mouwen op
En kiekt’em ieselijk boos an.

(einde intermezzo)

Zij sprak: mijnheer stout ruitertje,
Wat doet gij mij ten schand.
Want laatst toen ik u die trouwring bood,
Toen weigerde gij mij de hand.
Ga en vertrek maar uit mijn land. } bis

Het ruitertje keerde zich omme,
En sprak geen enkel woord.
Maar toen hij aan de fonteine kwam
Schoot hij er zichzelve dood.
Hij was verslagen, ja hij was dood } bis

’t Was op een donderdagmorgen,
Toen ’t nonnetje halen moest brood.
Maar toen zij aan de fonteine kwam,
Vond zij er haar zoetelief dood.
Zij lag verslagen, ja hij was dood. } bis

Zij sprak: Mijnheer stout ruitertje,
Is dat terwille van mij ?
Dan zal ik u laten begraven,
Hier onder die rozemarijn.
Waar al die stoute ruitertjes zijn. } bis

‘k Zal bloempjes voor u plukken,
En strooien op uw graf.
Dan zal ik tulpjes planten,
Tot aan de jongste dag.
Al waar ik eens mijn zoetelief zag. } bis

We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie

Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.

Sluiten