
Guusje ziet een negerjongen,
Vol verbazing blijft hij staan.
Om zo’n zwart gezicht te hebben,
Dat staat Guusje wonder aan.
Nooit hoef je je dan te wassen,
Vuil wordt je natuurlijk niet.
Al die ongerechtigheden,
‘k Wed dat moeder die niet ziet.
Kan ik zo’n gezicht ook krijgen?
Vraagt hij aan het negerjoch.
‘k Vind dat wassen zo vervelend,
Toe zeg mij dat middel toch.
Nee ik weet geen enkel middel,
Zegt de jongen met een lach.
Maar op zwart zie je ook wel vlekken
Moeder wast mij ied’re dag.