In een vriendelijk boerenhuisje
Staat het avondeten klaar
De boerin en haar vier kinderen
Zitten wachtend bij elkaar
Waar zal vader toch wel blijven
Vraagt Marietje met een blik
Wachtend op het dampend eten
Jongens, wat een trek heb ik.
Moeder zegt het is zo mistig
Vaders paard kan weinig zien
Laten wij maar vast gaan eten
Vader komt wat laat misschien
Onder ’t eten zegt Marietje
Ik wou dat vader nu maar kwam
Hij zou voor mij een pop meebrengen
Van de markt uit Amsterdam.
Moeder zegt, mijn lieve kindje
Ga maar slapen, jij bent moe
Ik roep je vast, en even later
Vallen kindjes ogen toe
Lang staat moeder aan de deurpost
Stil te wachten op haar man
Luist’rend of zij het geratel
Van zijn wagen horen kan.
In een polder waar de spoorbaan
Met de weg een kruispunt vormt
Is met donderend geratel
Juist een trein voorbij gestormd
Vaders wrakke boerenwagen
Is door ’t monster beetgepakt
En als stukgebroken speelgoed
Langs de weg weer neer gesmakt.
Even ligt een paard te kreunen
Even klinkt een bang gegil
Langzaam sluipt de mist weer nader
En dan wordt het angstig stil
’s Morgens ruimen ze twee lijken
Met wat wagenresten op
’t Enigste wat was heel gebleven
Was Marietjes nieuwe pop.
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.