Er doolde door de stille straten
een oude grijze schooier rond
Hem vergezelde op zijn tochten,
een schurftig vieze zieke hond
De schooier was een zwijgend wezen,
hij sprak zijn trouwe hond nooit aan
Ze konden zonder vele woorden,
elkander toch wel goed verstaan.
Want beiden waren uitgestoten,
en daardoor trouwe bondgenoten.
Door iedereen gesard, geplaagd,
uit iedere schuilhoek weggejaagd
Het was het leed dat hen verbond,
de oude schooier en zijn hond
Zo sleten zij voor vele jaren,
hun leven van ontbering voort
En in die jammer van ellende
werd iedere zonnestraal gesmoord
Steeds zieker werd de oude schooier.
verstijfd en krom van reumatiek
De hond was overdekt met wonden,
geheel vervuild en vreselijk ziek
Ze werden beiden steeds gemeden
en hebben stil hun leed geleden.
Dan heeft de hond zijn hand gelikt,
terwijl de schooier zachtjes snikt.
Naar lichaam en naar ziel verwond
de oude schooier en zijn hond
Toen op een nacht van sneeuw en hagel,
verscholen in een diep portiek
Daar voelt de schooier reeds het einde,
ze waren beiden stervens ziek
De hond lag met gebroken ogen,
keek naar zijn baas zo droef te moe,
de schooier nam zijn lompenjasje,
en dekt zijn stervend vriendje toe
En reeds bij de eerste morgengloren
vond men hen beiden doodgevroren,
De dooie hond lag uitgestrekt,
door schooiers plunje toegedekt
Daarnaast de schooier dood en koud,
de schooier met zijn hart van goud.
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.