
To kreeg toen ze jarig was
een tobbetje om te waschen,
De poppe kleertjes wascht ze er in,
dat is juist naar Tootjes zin.
Kijk dat kind eens plassen!
Kijk dat kind eens plassen!
Tootje wascht en boent en wringt
en niemand mag haar storen.
Ziezoo die witte jurk is klaar
nou nog deze boezelaar
’t Schuim spat om haar ooren,
’t Schuim spat om haar ooren.
Tootje heeft een groote pop
met mooie blauwe oogen,
Wat zal die morgen netjes zijn!
Nu hangt alles aan de lijn,
want de wasch moet drogen,
want de wasch moet drogen.