
De Ster van den Kerstnacht! Wat was zij toch schoon!
Wat kwam ze mooi uit in den donkren!
Ze was geen bekende,
Ze sprak van iets nieuws,
Nooit had men ze vroeger zien flonkren,
Nooit had men ze vroeger zien flonkren.
De Ster van Kerstnacht! Wat blonk ze toch blij!
Als wilde zij’t ooveral verkonden
God heeft in Zijn liefde ’n barmhartigheid U,
Zijn eenigen Zoon thans gezonden,
Zijn eenigen Zoon thans gezonden.
De Ster van den Kerstnacht! Wat straalde ze fier!
Deed harten van koningen branden!
En deed hen besluiten te zoeken naar Hem,
In verafgelegene landen,
In verafgelegene landen.
De Ster van Kerstnacht! O, straal’ze voor ons
En moge z’een lichtbaak ons wezen,
Om Jesus te vinden, die liefdevol steeds
De wonden der ziel wil genezen,
De wonden der ziel wil genezen!