Ik ben door mijn ouders verlaten,
misschien zijn ze beiden wel dood
Alleen dwaal ik nu door de straten
en leef slechts op water en brood.
Mijn bed, waar ‘k ’s nachts op moet slapen,
werd nooit door mijn moeder gespreid
Voor ’t ongeluk ben ik geschapen
Ik heb niets dan mijn leven geschreid.
[Refrein:]
Geef mij wat!
Want ik heb zoolang geloopen.
Moe en mat,
dwaal ik door de stad.
Heb medelij!
Ik wou dat ik centen had,
om wat brood te gaan koopen.
Mijn vriend waar ik mee liep te dwalen,
was vroeger markies of baron
Ik hielp hem ’t water uithalen,
juist toen hij aan ’t zinken begon.
Van honger kon hij niet meer leven,
daarom zocht hij troost in den dood.
Door mij is hij levend gebleven
en nu verdienen wij samen ons brood.
[Refrein]
Misschien gaat zij veel van mij houden,
misschien wordt zij mijn minnares.
Maar liever gaan ik met haar trouwen,
dan wordt zij nog eens barones.
Dan gaat zij een manteltje dragen,
wat proper en zindelijk is
Dan huren wij samen een wagen
en gaan dan venten met groenten en visch.
[Refrein]
En zijn wij dan rijk van ’t venten,
dan komt er zoo’n kleine baron.
Dan sparen wij al onze centen
en koopt zij een zijden japon.
De kleine baron leert dan gitaar,
wij brengen hem zingende groot
En komen er dan slechte jaren,
verdienen wij met zingen ons brood.
[Refrein]
En gaat onze jongen dan trouwen,
dan doet hij dat met een prinses.
Dan laat hij een huis voor mij bouwen
en ik rijd in een open cales.
Dan laat ik mij grootpapa noemen
en wieg dan een prins op mijn schoot.
Ik word dan begraven onder bloemen
en sterf dan als Koningen dood.
<[Refrein]
We gebruiken cookies om er zeker van te zijn dat u onze website zo goed mogelijk beleeft. Als u deze website blijft gebruiken gaan we ervan uit dat u dat goed vindt. Meer informatie
Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website voor de bezoeker beter werkt. Daarnaast gebruiken wij o.a. cookies voor onze webstatistieken.